ECLI:NL:CRVB:2009:BI7444
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juni 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 5 november 2008. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 2 april 2008, waarbij haar bezwaar tegen een eerder besluit van 8 januari 2008 niet-ontvankelijk was verklaard wegens het te laat indienen van het bezwaarschrift. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd.
De Raad oordeelde dat de rechtbank de in hoger beroep herhaalde gronden van appellante afdoende had besproken en voldoende gemotiveerd had waarom deze gronden niet slagen. De Raad benadrukte dat eventuele fouten van de advocaat van appellante niet aan de rechtbank kunnen worden toegerekend, en dat dergelijke (beoordelings)fouten van de advocaat worden toegerekend aan de rechtzoekende zelf. Dit is in lijn met eerdere jurisprudentie van de Raad, zoals de uitspraak van 24 april 2007, LJN BA4297.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep geen doel treft en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Tevens oordeelde de Raad dat er geen termen aanwezig zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betreft de proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 9 juni 2009.