het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 14 december 2007, 07/799 (hierna: aangevallen uitspraak),
[Betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkene)
Datum uitspraak: 28 mei 2009
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft appellant een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarop betrokkene heeft gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2009. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.P.M. van der Sprong en drs. J. Leering, beiden werkzaam bij de gemeente Utrecht (hierna: gemeente). Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. S. Bakker, werkzaam bij Achmea Rechtsbijstand.
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Betrokkene is met ingang van 10 juni 2002 aangesteld in de functie van bedrijfs-econoom bij de toenmalige dienst [dienst] van de gemeente. Vanaf 13 september 2004 heeft hij op basis van detachering de functie vervuld van hoofd bedrijfsvoering en ondersteuning bij de afdeling Beleid en Buitenruimte van de dienst [dienst] van de gemeente. Vanaf 16 juni 2005 tot eind november 2005 is betrokkene vervolgens gedetacheerd geweest in de functie van hoofd sector bedrijfsondersteuning bij de Reinigings- en Havendienst.
1.2. Bij besluit van 10 januari 2006 heeft appellant betrokkene in het kader van een reorganisatie met ingang van 1 januari 2006 geplaatst in de functie van financieel adviseur bij de afdeling Financieel Economische Zaken van de dienst [dienst], salarisschaal 10a. Betrokkene heeft hiertegen bezwaar gemaakt en gesteld dat hij in de functie van hoofd Begroting en Verantwoording (hierna: hoofd BenV) bij de dienst Publieke Werken - een functie met salarisschaal 12 - geplaatst had moeten worden. Dit bezwaar is, met overneming van het advies van de Centrale Bezwaarcommissie, ongegrond verklaard bij het bestreden besluit van 14 februari 2007.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd met de opdracht aan appellant om een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Daartoe heeft zij - kort samengevat - over-wogen dat appellant bij de functievergelijking die de basis vormde voor het plaatsings-besluit niet uitsluitend de formele functie van bedrijfseconoom als uitgangspunt had mogen nemen, maar daarbij ook de werkzaamheden had moeten betrekken die betrokkene op basis van detachering heeft verricht. Appellant had vervolgens dit samenstel van werkzaamheden dienen te vergelijken met de door betrokkene geambieerde functie van hoofd BenV en op basis van die vergelijking dienen te beoor-delen in hoeverre deze werkzaamheden geheel dan wel voor meer dan helft verschoven naar genoemde functie. Voorts is de rechtbank er niet van overtuigd geraakt dat de formele functie van bedrijfseconoom niet voor meer dan de helft terugkomt in de functie van hoofd BenV.
3. Gelet op hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, overweegt de Raad het volgende.
3.1. Onder 1.1 is vastgesteld dat de detachering van betrokkene bij de Reinigings- en Havendienst eind november 2005 is beëindigd. Naar het oordeel van de Raad bracht die beëindiging mee dat betrokkene vanaf dat moment tot aan zijn plaatsing per 1 januari 2006 in de nieuwe functie van financieel adviseur zijn functie van bedrijfseconoom weer is gaan vervullen. Of betrokkene daadwerkelijk zijn werkzaamheden gedurende de laatste maand van 2005 heeft uitgeoefend of dat hij, zoals hij heeft gesteld, in die tijd verlof heeft genoten, doet daarbij niet ter zake.
3.2. De Raad is voorts met appellant van oordeel dat nu de functie van bedrijfseconoom de laatstelijk voor de reorganisatie vervulde functie was, die functie heeft te gelden als het samenstel van werkzaamheden dat aan betrokkene was opgedragen en dat op basis daarvan de functievergelijking diende plaats te vinden. Dat zou mogelijk anders kunnen zijn, indien de detachering van betrokkene zou hebben voortgeduurd tot aan de reorganisatie en niet de intentie zou hebben bestaan betrokkene te laten terugkeren naar zijn oude functie van bedrijfseconoom. Die situatie deed zich echter niet voor, nu het hier om een tijdelijke vervanging wegens ziekte ging. Dat wellicht de verwachting heeft bestaan, dat de functiehouder niet zou terug keren naar zijn functie en dat betrokkene dan een kandidaat voor de opvolging was, maakt dat niet anders. Gesteld noch gebleken is immers, dat bij betrokkene een rechtens te honoreren uitzicht bestond op het structureel gaan vervullen van bedoelde functie bij de Reinigings- en Havendienst.
3.3. Wat betreft de functievergelijking tussen de functie van bedrijfseconoom en die van hoofd BenV is de Raad, anders dan de rechtbank, genoegzaam ervan overtuigd dat eerstgenoemde functie niet voor meer dan de helft terugkomt in laatstgenoemde functie. Weliswaar is er, zoals blijkt uit de brief van 15 november 2006 met aanvullende informatie van [naam directeur], directeur [dienst], als louter gekeken wordt naar de taakinhoud overeenstemming wat betreft aspecten als het geven van leiding, BBI (beheers- en besturingsinstrumentarium) en bedrijfseconomische analyses en adviezen. Maar als op het taakniveau wordt gelet zijn er, zoals in genoemde brief overtuigend wordt uiteengezet, wezenlijke verschillen in de organisatorische positie en in verantwoordelijk-heid tussen beide functies. Een belangrijk element daarbij is dat - naar ook door betrokkene wordt erkend - de relaties behorend bij de functie van bedrijfseconoom zich vooral beperkten tot interne contacten binnen de voormalige dienst [dienst], terwijl die van het hoofd BenV ook de sector Financiën, collegadiensten en het bestuur betreffen. Met deze verschillen in taakniveau correspondeert een verschil in salarisniveau van drie schalen. Gelet op genoemde verschillen kan naar het oordeel van de Raad niet worden geconcludeerd dat de werkzaamheden van de functie van bedrijfseconoom voor meer dan de helft terugkeren in de functie van hoofd BenV.
3.4. Naar aanleiding van het beroep dat betrokkene heeft gedaan op zijn goede beoorde-lingen en op de functioneringstoelage die hij geniet, waardoor hij geschikt zou zijn geweest om de functie van hoofd BenV te gaan bekleden, overweegt de Raad dat appellant zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de - onbetwiste - kwaliteiten van betrokkene geen rol mogen spelen bij de beoordeling van het verschil in zwaarte tussen beide functies en van de gevolgen die daaraan voor de plaatsingsvolgorde volgens artikel 8, vierde lid, onder b, van het Sociaal Statuut verbonden moeten worden.
3.5. De Raad acht voorts door appellant voldoende aannemelijk gemaakt, dat degene die in de functie van hoofd BenV is benoemd wèl behoorde tot de categorie van personeelsleden waarvan de functie voor meer dan de helft is verschoven naar die van hoofd BenV, en dat deze kandidaat reeds daarom voorrang genoot boven betrokkene. Appellant behoefde betrokkene derhalve niet voor die functie in aanmerking te brengen.
4. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd en het door betrokkene bij de rechtbank ingestelde beroep moet ongegrond worden verklaard. Daarmee ontvalt ook de grondslag aan het ter uitvoering van de aangevallen uitspraak gegeven nieuwe besluit van 22 december 2008, zodat ook dit besluit moet worden vernietigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 14 februari 2007 ongegrond;
Vernietigt het besluit van 22 december 2008.
Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en M.C. Bruning en K.J. Kraan als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Lammerse als griffier, uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2009.