ECLI:NL:CRVB:2009:BI6823
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering herziening WAO-uitkering op basis van voldoende medische en arbeidskundige grondslag
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die op 1 november 2007 het beroep van appellante tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Het Uwv had in dat besluit, gedateerd op 8 januari 2007, zijn weigering om de WAO-uitkering van appellante per 6 juli 2005 te herzien gehandhaafd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 5 juni 2009 uitspraak gedaan in deze zaak.
Tijdens de zitting op 27 februari 2009 is appellante verschenen, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door B. de Weijer. De Raad heeft vastgesteld dat appellante in hoger beroep in essentie dezelfde argumenten heeft herhaald die zij eerder in beroep heeft aangevoerd, zonder nieuwe gronden te presenteren. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak al uitvoerig de grieven van appellante besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank volledig onderschreven en is tot de conclusie gekomen dat het hoger beroep niet slaagt. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier A.C. Palmboom.