ECLI:NL:CRVB:2009:BI6705

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-4432 WAO + 07-4433 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Korting en verlaging van WAO-uitkering met betrekking tot belastbaarheid en maatmanloon

In deze zaak gaat het om de hoger beroepen van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Maastricht, die betrekking hebben op de handhaving van besluiten van het Uwv tot korting en verlaging van de WAO-uitkering van appellant. De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 mei 2009 uitspraak gedaan. Appellant, die als asfalteerder (wegmarkeerder) werkte, had in 1998 een WAO-uitkering gekregen vanwege arbeidsongeschiktheid. Na een periode van gedeeltelijke werkhervatting als montagemedewerker, werd appellant geconfronteerd met een verlaging van zijn uitkering op basis van zijn arbeidsinkomsten. Het Uwv had zijn belastbaarheid beoordeeld en geconcludeerd dat appellant ongeschikt was voor zijn maatgevende werk, maar nog wel mogelijkheden had voor gangbare arbeid. Appellant voerde in hoger beroep aan dat zijn belastbaarheid was overschat en dat het Uwv een verkeerd maatmanloon had gehanteerd. De Raad oordeelde dat de rechtbank de medische beoordeling van de (bezwaar-)verzekeringsarts correct had onderschreven en dat de berekening van het maatmanloon niet onjuist was. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraken en wees de beroepsgronden van appellant af. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toerekening van emolumenten en de beoordeling van de belastbaarheid van de appellant in relatie tot zijn werkzaamheden.

Uitspraak

07/4432 WAO + 07/4433 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op de hoger beroepen van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraken van de rechtbank Maastricht van 19 juni 2007, 05/2703 en 05/2704, (hierna: de aangevallen uitspraken)
in de gedingen tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 29 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant liet hoger beroep instellen. Het Uwv voerde verweer.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 17 april 2009. Appellant verscheen niet. Namens het Uwv verscheen F.P.L. Smeets.
II. OVERWEGINGEN
1. Het beroep richt zich tegen twee ter uitvoering van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) op 29 november 2005 bekend gemaakte besluiten. Hierbij handhaaft het Uwv zijn besluiten van 20 april 2005 tot de toepassing van artikel 44 van de WAO vanaf 15 september 2004 (het kortingsbesluit) en de verlaging van appellants WAO-uitkering met ingang van 20 juni 2005 (het verlagingsbesluit).
2. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het besluit tot de handhaving van het verlagingsbesluit gegrond en vernietigde dat besluit van 29 november 2005, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Het andere beroep verklaarde de rechtbank ongegrond.
3.1. De Raad gaat uit van de volgende, niet bestreden, feiten.
3.2. Op 31 oktober 1998 viel appellant, wegens beenklachten, uit als asfalteerder (wegmarkeerder) en hem is een WAO-uitkering toegekend, per 21 maart 1994 (weer) naar een arbeidsongeschiktheid van 35-45%.
3.3. Een besluit van 15 januari 1998 bepaalde appellants arbeidsongeschiktheid per
20 juni 1995 ongewijzigd op 35-45%. Daartegen kwam appellant op en in het hoger beroep bij de Raad herberekende de arbeidsdeskundige het maatmanloon in zijn rapport van 2 april 1997. De Raad bevestigde in zijn uitspraak van 29 mei 1998 (95/4895) op grond van die nadere gegevens over het maatmanloon het verlies aan verdiencapaciteit terecht op 35-45% vastgesteld.
3.4. Vanaf 29 mei 2002 werkt appellant als montagemedewerker bij Vexia in WSW-verband. Op 11 juli 2003 meldde hij zich ziek met toegenomen been- en rugklachten. Op 28 juni 2004 werd appellant in het ziekenhuis opgenomen voor een rugoperatie. Het Uwv verhoogde zijn WAO-uitkering per 9 juli 2004 en deelde hem in in de hoogste arbeidsongeschiktheidsklasse. Vanaf 15 september 2004 hervatte appellant gedeeltelijk zijn werk als montagemedewerker.
3.5. Op 29 maart 2005 vond verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaats en deze arts scoorde de medische arbeidsbeperkingen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). De arbeidsdeskundige acht appellant ongeschikt voor het maatgevende werk als asfalteerder, maar ziet nog wel mogelijkheden voor gangbare arbeid in een achttal door hem geselecteerde functies. Het theoretische loonverlies bedraagt daarmee ongeveer 37%. De arbeidsdeskundige adviseert de WAO-uitkering van appellant voor de toekomst te verlagen en vanaf 15 september 2004 de betaling van die uitkering onder toepassing van artikel 44 van de WAO wegens zijn arbeidsinkomsten te verminderen. Dit advies nam het Uwv over in zijn besluiten van 20 april 2005.
4.1. In hoger beroep voert appellant opnieuw aan dat het Uwv zijn belastbaarheid heeft overschat, omdat de FML geen duurbeperking kent. Voor deze beroepsgrond zoekt appellant steun bij het gegeven dat hij op medische gronden zijn werk als montagemedewerker maximaal 20 uur per week kan doen.
4.2. Verder herhaalt appellant in hoger beroep zijn stelling dat het Uwv uitgaat van een verkeerd maatmanloon. Tenslotte voert hij aan dat het Uwv bij de toepassing van artikel 44 van de WAO moet uitgaan van de feitelijke salarisbetalingen in plaats van de jaarlijks betaalde emolumenten als vakantiebijslag uit te smeren over het (vakantie)jaar.
5.1. Met de rechtbank onderschrijft de Raad de medische beoordeling door de
(bezwaar-)verzekeringsarts. Het is namelijk niet doorslaggevend als appellant, zoals hij stelt, zijn werk als montagemedewerker om medische redenen niet langer dan 20 uur per week volhoudt. De rechtbank wijst in dat verband terecht er op dat het werkplekonderzoek van 30 januari 2005 twijfel oproept aan de geschiktheid van dat werk.
5.2. Op zich betoogt appellant terecht dat het maatmanloon niet een rechtens vaststaand gegeven betreft. Bij de verwerping van deze beroepsgrond ging de rechtbank, anders dan appellant meent, hier ook niet van uit. Partijen zijn het er over eens dat de werkzaamheden als asfalteerder (wegmarkeerder) de maatgevende arbeid vormt. Appellant laat na om concreet aan te geven waarom het maatmanloon onjuist is berekend. De berekening is toegelicht in het arbeidskundig van 2 april 1997 en net als in 1998 ontbreekt voor de Raad een reden om die toelichting en berekening niet te volgen.
5.3. De rechtbank verwerpt met verwijzing naar de uitspraak van de Raad van
21 januari 2000, LJN ZB8628 met juistheid de beroepsgrond over de toerekening van de jaarlijks betaalde emolumenten.
6. Het hoger beroep faalt.
7. Voor een kostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze uitspraak is gedaan R.C. Stam. De beslissing is, in tegenwoordigheid van
J.M. Tason Avila als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2009.
(get.) R.C. Stam.
(get.) J.M. Tason Avila.
TM