ECLI:NL:CRVB:2009:BI6165

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-857 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en medische beoordeling door deskundigen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo, die op 20 december 2007 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tot intrekking van de WAO-uitkering van appellante per 12 mei 2005 vernietigde, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand liet. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 22 mei 2009 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J. Dijkman, stelde hoger beroep in tegen de beslissing van de rechtbank, waarbij de rechtbank de medische beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts en de psychiater A.C.M. Kleinsman als doorslaggevend beschouwde. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht de expertise van Kleinsman heeft meegewogen, aangezien deze de appellante zelf heeft onderzocht en zijn conclusies goed motiveerde. De Raad heeft geen reden om te twijfelen aan de medische beoordeling die aan het bestreden besluit ten grondslag ligt en ziet geen noodzaak om een deskundige in te schakelen. De geschiktheid van de functies is door het Uwv voldoende toegelicht. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover deze is aangevochten, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

08/857 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 20 december 2007, 06/1122 (hierna: de aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 22 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante stelde mr. J. Dijkman, advocaat te Almelo, hoger beroep in en bracht twee maal een nader stuk in het geding.
Het Uwv voerde verweer en reageerde schriftelijk op het eerste door appellante ingebrachte nadere stuk.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 10 april 2009, waar het Uwv niet verscheen en appellante zich liet bijstaan door mr. Dijkman.
II. OVERWEGINGEN
1. Het inleidende beroep richt zich tegen het besluit van 4 augustus 2006 ter uitvoering van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Daarbij handhaaft appellant zijn besluit van 11 maart 2005 tot de beëindiging van de WAO-uitkering van betrokkene per 12 mei 2005. Weliswaar kan zij om medische redenen haar eigen werk niet meer doen, maar met gangbare arbeid kan zij volgens het Uwv ongeveer 93% verdienen van haar loon als full time supermarktcassiere.
2. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het besluit van 4 augustus 2006, maar liet de rechtsgevolgen van dat besluit in stand.
3. Het hoger beroep richt zich tegen het in stand laten van de rechtsgevolgen van het besluit van 4 augustus 2006. Het belangrijkste discussiepunt tussen partijen is of de rechtbank terecht doorslaggevende betekenis toekent aan de op verzoek van de bezwaarverzekeringsarts door de psychiater A.C.M. Kleinsman op 19 juli 2006 uitgebrachte expertise tegenover de andersluidende opvatting van de verzekeringsarts E.H. Groenewegen, die op verzoek van appellante een rapport uitbracht.
4. Anders dan het Uwv meent, is Kleinsman, net als Groenewegen, een partijdeskundige. Dat weerhoudt de Raad niet de aangevallen uitspraak en de overwegingen te onderschrijven. Anders dan Groenewegen, onderzocht Kleinsman appellante zelf en Kleinsman motiveert inzichtelijk en consistent zijn, binnen het bereik van zijn specialistische deskundigheid getrokken conclusies. Groenewegen beschikte ten tijde van zijn rapport niet over het rapport van Kleinsman. Kleinsman steunt de opvatting van de (bezwaar-)verzekeringsarts dat een duurbeperking niet langer nodig is, terwijl Groenewegen zonder steun in de informatie van de appellante behandelende artsen zijn andersluidende opvatting onderbouwt met het aan het specialisme van Kleinsman ontleende argument dat appellante in een fragiel psychisch evenwicht verkeert.
5. De Raad heeft onvoldoende reden tot twijfel aan de juistheid van de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende medische beoordeling. Hij ziet daarom geen reden om een deskundige in te schakelen.
6. De geschiktheid van de functies is door het Uwv afdoende toegelicht.
7. De Raad ziet geen reden voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en R.C. Stam en A.T. de Kwaasteniet als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2009.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) A.L. de Gier.
JL