ECLI:NL:CRVB:2009:BI5292

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-66 WVG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag woonvoorzieningen voor gehandicapte appellante

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellante die woonvoorzieningen heeft aangevraagd op basis van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg). De aanvraag betreft een onderrijdbaar aanrecht, thermostatische kranen en een ligbad, omdat de appellante als gevolg van een CVA en een auto-ongeluk last heeft van spasmes en gevoelsstoornissen. De aanvraag is door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel afgewezen, omdat er geen medische noodzaak voor de gevraagde voorzieningen zou zijn. De appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het College heeft de afwijzing gehandhaafd na advies van verschillende medische deskundigen, waaronder een revalidatie-arts en een sociaal geneeskundige. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van de appellante ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep is gegaan.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. De Raad heeft de rapportages van de deskundigen, die de appellante hebben onderzocht, als doorslaggevend beschouwd. De deskundigen concludeerden dat de gevraagde voorzieningen niet medisch noodzakelijk zijn. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van de appellante afgewezen. De Raad zag geen aanleiding om de proceskosten te veroordelen. De uitspraak is gedaan op 6 mei 2009.

Uitspraak

08/66 WVG
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 november 2007, 06/2450 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel (hierna: College)
Datum uitspraak: 6 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. E.J. Bek, werkzaam bij Juridische Dienstverlening Nederland B.V. te Apeldoorn, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft een brief van de neuroloog dr. R.H. Boerman, verbonden aan Ziekenhuis Rijnstate te Velp, van 6 mei 2008 ingezonden.
Het College heeft daarop gereageerd.
Zowel appellante als het College hebben nadere stukken ingezonden.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 25 maart 2009, waar partijen - appellante met bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een overzicht van feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
1.1. Appellante, die als gevolg van een CVA (cervicaal vasculair accident) en een auto-ongeluk last heeft van spasmes en evenwichts- en gevoelsstoornissen, heeft op 13 oktober 2004 op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet voorzieningen gehandicapten (hierna: Wvg) woonvoorzieningen aangevraagd in de vorm van een onderrijdbaar aanrecht, thermostatische kranen en een ligbad.
1.2. Naar aanleiding van de aanvraag van appellante heeft Vierstroom Zorg B.V. op 9 december 2004 aan het College een medisch advies uitgebracht. In dit advies is geconcludeerd dat een medische noodzaak voor de aangevraagde voorzieningen ontbreekt.
1.3. Bij besluit van 23 mei 2005 heeft het College de aanvraag van appellante afgewezen.
1.4. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Daarbij is onder meer aangevoerd dat zij beperkt is ten aanzien van staan en lopen, dat zij met een onderrijdbaar aanrecht zittend werkzaamheden kan verrichten en dat zij door gevoelsstoornissen in haar rechterarm bij gebruik van reguliere kranen verbrandingsgevaar loopt. Voorts heeft appellante aangegeven dat een bad noodzakelijk is vanwege de heilzame werking daarvan op de spierspanningen en spasmen en omdat in verband met overgevoeligheid voor aanraking van de rechterarm douchestralen erg pijnlijk zijn. De door appellante ondervonden problemen bij het douchen kunnen voorkomen worden door het gebruik van een ligbad.
1.5. In het kader van het door appellante tegen het besluit van 23 mei 2005 gemaakte bezwaar heeft de arts T.J. Elbertsen, werkzaam bij de GG&GD Rotterdam en omstreken, op 14 oktober 2005 aan het College een advies uitgebracht, dat op 26 januari 2006 is aangevuld. Het advies berust op onderzoek tijdens het spreekuur, dossierstudie en het inwinnen van informatie bij de behandelende sector, zoals de huisarts en de revalidatie-arts. Elbertsen heeft geconcludeerd dat er geen medische noodzaak bestaat voor de aangevraagde voorzieningen.
2. Bij besluit van 25 april 2006 heeft het College de afwijzing van de aanvraag van appellante gehandhaafd op de grond dat blijkens het sociaal geneeskundig onderzoek de gevraagde voorzieningen niet medisch noodzakelijk zijn. De aanvraag om thermostatische kranen is tevens afgewezen, omdat deze kranen als algemeen gebruikelijke goederen worden aangemerkt.
3.1. In beroep heeft de rechtbank revalidatie-arts prof. dr. H.J. Stam als deskundige benoemd voor het instellen van een onderzoek. Prof. Stam heeft op 3 juli 2007 van dat onderzoek verslag gedaan.
3.2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank Rotterdam het tegen het besluit van 25 april 2006 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank het volgende overwogen.
“De deskundige heeft eiseres op 19 juni 2007 onderzocht en op 3 juli 2007 een rapport uitgebracht. In dit rapport concludeert de deskundige dat hij er mee kan instemmen dat de onderrijdbaarheid van het aanrechtblad, de thermostaat kranen en een ligbad medisch niet noodzakelijk zijn.
De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht om tot een oordeel te komen.
De rechtbank acht de conclusie waartoe de deskundige is gekomen overtuigend, gelet op het verrichte onderzoek en de overige gedingstukken, en verenigt zich met deze conclusie. Uit de bevindingen van de deskundige leidt de rechtbank af dat eiseres in staat wordt geacht om met de rechterhand standaardkranen te bedienen. Zij zal wellicht haar techniek enigszins moeten aanpassen, maar volgens de deskundige zijn daar fysiek geen bezwaren tegen. De medische noodzaak van een onderrijdbaar aanrechtblad is evenmin gebleken. Eiseres heeft niet de beschikking over een trippelstoel en wenst een dergelijke voorziening niet te gebruiken.
Ten aanzien van een ligbad heeft de deskundige aangegeven dat eiseres zich bij gebruik van een douchestoel eveneens adequaat kan douchen en spatten op de rechterpink kan voorkomen. Daarbij zijn er andere oplossingen voor pijn aan de pink, bijvoorbeeld een douchemanchet, en zal eiseres zich eveneens na gebruik van het bad moeten afspoelen om zeepresten te verwijderen. Een warme douche is wat betreft spasmen of spierstijfheid even effectief.”
4.1. Appellante heeft zich gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
Aangevoerd is dat er wel een medische noodzaak bestaat voor de gevraagde voorzieningen. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft appellante een brief van de neuroloog dr. Boerman ingezonden.
4.2. Het College heeft gemotiveerd gepersisteerd bij zijn in het besluit van 25 april 2006 neergelegde standpunt.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1. Gelet op alle thans ter beschikking staande gegevens is de Raad, evenals de rechtbank in de aangevallen uitspraak, tot het oordeel gekomen dat het College bij het besluit van 25 april 2006 terecht de afwijzing van de aanvraag heeft gehandhaafd, omdat een medische noodzaak voor de gevraagde voorzieningen ontbreekt.
5.2. De Raad verenigt zich met de strekking van de aangevallen uitspraak en kent daarbij doorslaggevende betekenis toe aan de rapportages van prof. Stam en de arts Elbertsen die appellante hebben onderzocht en die beschikten over medische gegevens van appellante afkomstig van verschillende disciplines (huisarts, ergotherapeut, revalidatie-arts, arts-acupuncturist). Prof. Stam heeft ook een aanvullend ergotherapeutisch onderzoek laten verrichten.
5.3. De in hoger beroep ingezonden brief van de neuroloog dr. Boerman, waarin hij heeft aangegeven dat het voor appellante in verband met pijn bij aanraking of bij wrijving over de huid aan de rechterkant raadzaam is om in plaats van een douche gebruik te maken van een bad, leidt de Raad niet tot een ander oordeel. Naar het oordeel van de Raad heeft
dr. Boerman niet althans onvoldoende in ogenschouw genomen de door Stam en Elbertsen aangegeven mogelijkheden om de rechterarm tijdens het douchen te ontzien.
6. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en G.M.T. Berkel-Kikkert en C.G. Kasdorp als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J. Waasdorp als griffier, uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2009.
(get.) R.M. van Male.
(get.) J. Waasdorp.
IJ