ECLI:NL:CRVB:2009:BI5025
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- R.C. Stam
- A.T. de Kwaasteniet
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en nieuw gebleken feiten
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Centrale Raad van Beroep heeft op 22 mei 2009 uitspraak gedaan. Appellante had eerder verzocht om herziening van de intrekking, maar het Uwv had dit verzoek afgewezen omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren. De rechtbank Utrecht had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante in haar hoger beroep voornamelijk herhaalde wat zij eerder in beroep had aangevoerd. Ze stelde dat het Uwv ten onrechte had geoordeeld dat haar arbeidsongeschiktheid per 1 maart 2005 minder dan 15% was, en dat de diagnose fibromyalgie en toegenomen psychische klachten niet waren meegewogen. De Raad oordeelde dat appellante geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die de intrekking van de uitkering konden rechtvaardigen.
De Raad verwees naar artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht, dat vereist dat bij een nieuwe aanvraag na een afwijzing, nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moeten worden vermeld. Aangezien appellante dit niet had gedaan, werd haar hoger beroep afgewezen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een onafhankelijk medisch onderzoek, omdat dit niet verenigbaar was met de aard van de toetsing in deze zaak.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met D.J. van der Vos als voorzitter. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, waarbij de griffier A.L. de Gier aanwezig was.