ECLI:NL:CRVB:2009:BI4840
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- J.J.A. Kooijman
- O.L.H.W.I. Korte
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor advocaatkosten
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor advocaatkosten door de Centrale Raad van Beroep. Appellante had op 2 januari 2006 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter hoogte van € 220,20, die zij verschuldigd was aan haar advocaat. De aanvraag werd afgewezen door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Venray op 10 maart 2006, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 5 september 2006 ongegrond verklaard. De rechtbank Roermond bevestigde deze afwijzing in haar uitspraak van 10 september 2007, waartegen appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante ten tijde van het ontstaan van de schuld beschikte over voldoende middelen om in haar noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien. Dit betekent dat volgens artikel 13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet werk en bijstand (WWB) er in beginsel geen recht op bijstand bestaat. De Raad concludeerde verder dat het College niet bevoegd was om op basis van artikel 49, aanhef en onder b, van de WWB bijstand te verlenen, omdat er geen zeer dringende redenen aanwezig waren die een uitzondering op de regel rechtvaardigden.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank, met verbetering van gronden, en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter R.H.M. Roelofs, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op 19 mei 2009.