[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 2 juni 2008, 07/7442 (hierna: aangevallen uitspraak),
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer (hierna: College)
Datum uitspraak: 12 mei 2009
Appellante heeft hoger beroep ingesteld. Nadien heeft A. Haveman zich als gemachtigde van appellante gesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2009. Appellante heeft zich niet laten vertegenwoordigen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door D. Tijl, werkzaam bij de gemeente Haarlemmermeer.
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 18 juni 2007 heeft het College de bijstand van appellante ingevolge de Wet werk en bijstand met ingang van 9 februari 2007 ingetrokken en de over de periode van 9 februari 2007 tot en met 30 maart 2007 gemaakte kosten van bijstand van haar teruggevorderd.
1.2. Bij besluit van 24 augustus 2007, verzonden op dezelfde datum, heeft het College het bezwaar van appellante tegen het besluit van 18 juni 2007 ongegrond verklaard.
1.3. Appellante heeft bij brief van 8 oktober 2007, door het College ontvangen op 10 oktober 2007, bezwaar gemaakt tegen het besluit van 24 augustus 2007. Het College heeft het bezwaarschrift op 5 november 2007 met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) als beroepschrift aan de rechtbank doorgezonden.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn niet-ontvankelijk verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ingevolge de artikelen 6:7, 6:8, 6:9, 6:11 en 6:15 van de Awb geldt het volgende.
4.2. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop een besluit op bezwaar door middel van - onder andere - toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
4.3. Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
4.4. Indien in plaats van een beroepschrift een bezwaarschrift bij een bestuursorgaan wordt ingediend, wordt het zo spoedig mogelijk doorgezonden aan het bevoegde orgaan. Het tijdstip van indiening bij het bestuursorgaan is in beginsel bepalend voor de vraag of het beroepschrift tijdig is ingediend.
4.5. Het bestreden besluit is op 24 augustus 2007 aan appellante verzonden. De termijn voor indiening van een beroepschrift ving derhalve aan op 25 augustus 2007 en eindigde op 5 oktober 2007. Nu het College de als beroepschrift aangemerkte brief van 8 oktober 2007 op 10 oktober 2007 heeft ontvangen en niet is gebleken dat appellante het beroepschrift voor het einde van de termijn ter post heeft bezorgd, is het beroepschrift niet tijdig ingediend.
4.6. Ten aanzien van een na afloop van de gestelde termijn ingediend beroepschrift blijft ingevolge artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.7. Hetgeen appellante in beroep en hoger beroep heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat zij in verzuim is geweest tijdig beroep in te stellen.
4.8. Uit hetgeen onder 4.1 tot en met 4.7 is overwogen volgt dat de rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking. Aan een inhoudelijke beoordeling van het besluit van 24 augustus 2007 komt de Raad daarom niet toe.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.L.E.M. Bynoe, als griffier, uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2009.
(get.) G.A.J. van den Hurk.