ECLI:NL:CRVB:2009:BI3885

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-54 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van tegemoetkoming in ziektekosten voor ambtenaren met een collectieve verzekering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 mei 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een ambtenaar die een tegemoetkoming in ziektekosten had aangevraagd. De ambtenaar, appellante, was werkzaam bij de gemeente Rotterdam en had bezwaar gemaakt tegen de weigering van het college om haar een tegemoetkoming te verstrekken. De gemeente had zich per 1 januari 2006 aangesloten bij een collectieve zorgverzekering voor gemeenteambtenaren, waarbij de voorwaarde gold dat alleen ambtenaren die zowel de basisverzekering als een aanvullende verzekering bij IZA Zorgverzekeraar N.V. hadden afgesloten, in aanmerking kwamen voor een tegemoetkoming in de ziektekosten. Appellante had echter gekozen voor een ziektekostenverzekering bij DSW en voldeed daardoor niet aan deze voorwaarde.

De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellante tegen de weigering ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Raad de vraag beoordeeld of de voorwaarde van de collectieve verzekering in overeenstemming is met het gelijkheidsbeginsel zoals verankerd in de Grondwet en de Algemene wet gelijke behandeling. De Raad oordeelde dat het college een objectieve en redelijke rechtvaardiging had voor het maken van onderscheid tussen ambtenaren die wel en niet deelnemen aan de collectieve verzekering. Dit onderscheid was bedoeld als financiële prikkel om deelname aan de collectieve verzekering te bevorderen, wat in het belang was van de prijs-kwaliteitsverhouding van de zorgverzekering.

De Raad concludeerde dat de voorwaarde van verzekering bij IZA gerechtvaardigd was en dat appellante vrij was in haar keuze voor een ziektekostenverzekeraar. De aangevallen uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werden geen proceskosten vergoed. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met K. Zeilemaker als voorzitter, en M.C. Bruning en K.J. Kraan als leden, in aanwezigheid van griffier P.W.J. Hospel.

Uitspraak

08/54 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 november 2007, 06/5120 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam (hierna: college)
Datum uitspraak: 7 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2009. Appellante is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. E.J. Overgaauw, werkzaam bij de gemeente Rotterdam.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante is werkzaam bij de gemeente Rotterdam. Per 1 januari 2006 heeft de gemeente Rotterdam zich aangesloten bij de door de VNG met IZA Zorgverzekeraar N.V. (hierna: IZA) gesloten overeenkomst betreffende een collectieve zorgverzekering voor gemeenteambtenaren, inactieven en postactieven. Op grond van de daaraan aangepaste artikelen 49, aanhef en onder d, e, en f, en 59, eerste lid, van het Ambtenaren-reglement Rotterdam (hierna: AR) wordt aan de ambtenaar die zowel de basisverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet als een aanvullende verzekering afsluit bij IZA, een tegemoetkoming in de ziektekosten verleend. In 2006 is deze vergoeding in de maand april uitbetaald. Appellante, die per 1 januari 2006 niet bij IZA maar bij DSW een ziekte-kostenverzekering heeft afgesloten, heeft bezwaar gemaakt tegen de weigering haar een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 59, eerste lid, van het AR te verstrekken, zoals blijkt uit haar salarisspecificatie over de maand april 2006. Dat bezwaar is bij het bestreden besluit van 16 november 2006 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, overweegt de Raad het volgende.
3.1. In geschil is of de voorwaarde van artikel 59, eerste lid, van het AR dat slechts een vergoeding van ziektekosten wordt verleend indien de betrokken ambtenaar de basis-verzekering en een aanvullende verzekering bij IZA heeft afgesloten zich verdraagt met het in artikel 1 van de Grondwet en artikel 5, eerste lid, aanhef en onder e, van de Algemene wet gelijke behandeling verankerde gelijkheidsbeginsel.
3.2. Vast staat dat met die voorwaarde onderscheid wordt gemaakt tussen de ambtenaar die wel en de ambtenaar die niet deelneemt aan de collectieve verzekering van de IZA. Het college heeft met verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 31 maart 2005, LJN AT3475, aangevoerd dat voor dit onderscheid een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat, hierin gelegen dat artikel 59, eerste lid, van het AR bedoeld is als financiële prikkel om brede deelname aan de collectieve verzekering te bewerkstelligen. Met het afsluiten van de collectieve contracten met IZA hebben de gemeenten, gebruik makend van hun gezamenlijke koopkracht, tegen een optimale prijs-kwaliteitsverhouding een pakket van dienstverlening voor onder meer hun ambtenaren ingekocht.
3.3. De Raad stelt vast dat voornoemde - legitieme - doelstelling inderdaad blijkt uit onder meer de aankondiging van de nieuwe sectorale ziektekostenregeling in een ledenbrief van het College voor Arbeidszaken van de VNG van 19 oktober 2005. In het licht van deze doelstelling acht de Raad het gemaakte onderscheid redelijk en objectief gerechtvaardigd. De Raad wijst daarbij nog op het belang van de positie van minder gezonde werknemers. Door slechts een tegemoetkoming te verstrekken indien men verzekerd is bij IZA wordt voorkomen dat vooral jongere, gezonde werknemers zich elders goedkoper kunnen gaan verzekeren, waardoor het risicoprofiel van het collectief toeneemt en de prijs-kwaliteitsverhouding minder wordt.
3.4. Het voorgaande betekent dat aan appellante de voorwaarde van het verzekerd zijn bij IZA voor zowel de basisverzekering als een aanvullende verzekering mocht worden tegengeworpen. Van belang is verder dat appellante vrij is in het maken van een keuze voor een ziektekostenverzekeraar.
4. Gelet op het vorenoverwogene moet de aangevallen uitspraak worden bevestigd.
5. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene weet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K. Zeilemaker als voorzitter en M.C. Bruning en K.J. Kraan als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2009.
(get.) K. Zeilemaker.
(get.) P.W.J. Hospel.
HD