ECLI:NL:CRVB:2009:BI3720

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-5697 WSF + 07-6393 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake uitwonendentoelage en afwijkende adresgegevens onder de Wet studiefinanciering 2000

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 mei 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep van de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen. De zaak betreft de verlaging van de uitwonendentoelage van betrokkene, die woonachtig was op een adres dat afweek van het adres geregistreerd in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). De IB-Groep had betrokkene in 2005 gewezen op deze afwijking en verzocht om deze te corrigeren. Bij uitblijven van een reactie verlaagde de IB-Groep de uitwonendentoelage naar een thuiswonendentoelage. De rechtbank oordeelde dat de IB-Groep onterecht had gehandeld, omdat er achteraf gezien geen discrepantie was tussen de adressen. De IB-Groep ging in hoger beroep.

Tijdens het hoger beroep heeft de IB-Groep een nieuw besluit op bezwaar genomen, waarin de verlaging van de uitwonendentoelage werd teruggedraaid. De Raad oordeelde dat de IB-Groep terecht had geconstateerd dat er sprake was van afwijkende adresgegevens en dat de eerdere besluiten op een juiste grondslag waren gebaseerd. De Raad concludeerde dat betrokkene niet tijdig had gereageerd op de brief van de IB-Groep en dat zij een verwijt kon worden gemaakt van het voortbestaan van de discrepantie. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit op bezwaar van 4 oktober 2007, omdat de grondslag hiervoor was komen te vervallen. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

07/5697 WSF en 07/6393 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 27 augustus 2007, 05/1046 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)
en
appellante.
Datum uitspraak: 1 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. E. van Wolde, advocaat te Groningen, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2009.
Appellante was vertegenwoordigd door mr. M. van der Toorn. Betrokkene is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante heeft betrokkene bij brief van 9 april 2005 gewezen op de afwijking tussen het bij de Gemeentelijke Basisadministratie geregistreerde adres (GBA-adres) en het bij appellante bekende woonadres van betrokkene, waarbij zij betrokkene in de gelegenheid heeft gesteld om binnen 4 weken de afwijking ongedaan te maken. Wegens het uitblijven van een reactie van betrokkene heeft appellante bij besluit van 10 juni 2005 de uitwonendentoelage van betrokkene per 1 maart 2005 verlaagd naar een thuiswonendentoelage. Bij besluit op bezwaar van 17 augustus 2005 (hierna: bestreden besluit) heeft appellante het bezwaar van betrokkene tegen haar besluit van 10 juni 2005 ongegrond verklaard.
1.2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd waarbij zij appellante heeft opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Hierbij heeft zij overwogen dat, nu achteraf bezien nimmer sprake is geweest van een discrepantie tussen het GBA-adres en het bij appellante geregistreerde woonadres van betrokkene, de brief van appellante van 9 april 2005 en het besluit van 10 juni 2005 op een onjuiste feitelijke grondslag zijn gebaseerd.
2.1. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat artikel 1.5, eerste lid van de Wet studiefinanciering 2000 (hierna: WSF 2000) dwingend voorschrijft dat het gaat om de situatie van de adresgegevens ten tijde van de controle door de IB-Groep. Nu er ten tijde van deze controle sprake was van een afwijking tussen het GBA-adres en het bij appellante geregistreerde adres, is zowel de brief van 9 april 2005 als het besluit van 10 juni 2005 op een juiste grondslag gebaseerd. Dat in eerste aanleg is gebleken dat van gemeentewege op 29 augustus 2005 de uitschrijving uit de GBA met terugwerkende kracht ongedaan is gemaakt, doet hieraan niet af. Indien namelijk de ongedaanmaking met terugwerkende kracht, welke in dit geval pas na de hersteltermijn plaats heeft gevonden, zonder meer zou moeten leiden tot terugdraaien van de omzetting, zou dat ertoe leiden dat de hersteltermijn en de sanctie van omzetting in geval van niet tijdig herstel hun betekenis zouden verliezen.
Nu er voorts geen sprake is van de situatie dat betrokkene redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt van de afwijking, is het bestreden besluit terecht genomen en dient de aangevallen uitspraak te worden vernietigd.
2.2. Hangende het hoger beroep heeft appellante, ter uitvoering van de aangevallen uitspraak, een nieuw besluit op bezwaar genomen, gedateerd 4 oktober 2007. Bij dit besluit is per 1 maart 2005 de verlaging van de uitwonendentoelage in een thuiswonendentoelage ongedaan gemaakt, waarmee volledig tegemoet is gekomen aan het bezwaar. Appellante heeft hierbij opgemerkt dat het instellen van hoger beroep haar niet ontslaat van de verplichting om uitvoering te geven aan de opdracht van de rechtbank en de Raad voorts verzocht om, in aansluiting op de vernietiging van de aangevallen uitspraak, dit besluit eveneens te vernietigen.
2.3. Betrokkene heeft verzocht om de aangevallen uitspraak te bevestigen. Zij onderschrijft de overweging van de rechtbank dat, nu de uitschrijving uit de GBA met terugwerkende kracht ongedaan is gemaakt, er nooit sprake is geweest van enige afwijking van adressen als bedoeld in artikel 1.5 van de WSF 2000.
3.1. De Raad is van oordeel dat het hoger beroep slaagt en overweegt hiertoe het volgende.
3.2. Artikel 1.5 van de WSF 2000 luidt als volgt:
“1. Indien bij controle door de IB-Groep blijkt dat het door de studerende verstrekte adres afwijkt van het adres waarop de studerende in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven, maakt de IB-Groep dit aan hem bekend en stelt hem in de gelegenheid de afwijking te herstellen.
2. Indien een uitwonende studerende de afwijking niet binnen 4 weken na de bekendmaking herstelt, wordt met ingang van de maand waarin de afwijking is ontstaan, de aan hem toegekende beurs omgezet in een beurs voor een thuiswonende studerende, tenzij hem van de afwijking redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.
3. Indien de uitwonende studerende de afwijking na de termijn van 4 weken alsnog herstelt, wordt met ingang van de maand daaropvolgend de beurs voor een thuiswonende studerende omgezet in een beurs voor een uitwonende studerende.”
De Raad is van oordeel dat, gelet op de duidelijke tekst van artikel 1.5 WSF 2000, destijds door de IB-Groep terecht is geconstateerd dat sprake is van afwijkende adresgegevens en dat derhalve de brief van 9 april 2005 en het besluit van 10 juni 2005 terecht zijn. Het feit dat van gemeentewege, in reactie op het schriftelijk verzoek hiertoe van betrokkene van 22 augustus 2005, met terugwerkende kracht de uitschrijving ongedaan is gemaakt, doet hieraan in dit geval niet af, nu niet gezegd kan worden dat betrokkene van de discrepantie ten tijde van de controle redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt. Betrokkene had zich op het moment dat zij zich bij de GBA liet uitschrijven moeten realiseren, dat hierdoor een afwijking ontstond met het bij de IB-Groep geregistreerde woonadres. Nu zij noch haar tijdelijk woonadres in Spanje heeft doorgegeven aan de IB-Groep, noch een postadres heeft laten registreren, ligt het niet tijdig hebben ontvangen van de brief van 9 april 2005 in haar risicosfeer. Het kan haar dan ook worden aangerekend dat zij niet binnen 4 weken na die brief gereageerd heeft. Derhalve is er geen grond om aan te nemen dat haar redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt van (het voortbestaan van) de discrepantie.
3.3. Gelet op het bovenstaande dient de aangevallen uitspraak te worden vernietigd. Het besluit op bezwaar van 4 oktober 2007 dient eveneens te worden vernietigd, nu daaraan de grondslag is komen te ontvallen.
3.4. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep ongegrond;
Vernietigt het besluit op bezwaar van 4 oktober 2007.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2009.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A.C.A. Wit.
TM