ECLI:NL:CRVB:2009:BI3648
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- G.J.H. Doornewaard
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de opgelegde boete wegens meerinkomen in het kader van de Wet studiefinanciering 2000
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 mei 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 18 januari 2008. De zaak betreft de oplegging van een boete wegens meerinkomen over het jaar 1996, opgelegd door de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (IB-Groep). De appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen de vordering, welke door de IB-Groep op 1 mei 2001 gegrond was verklaard, maar de boete was vastgesteld op € 508,33. In een eerdere uitspraak van de Raad op 2 maart 2007 werd vastgesteld dat de appellant ten onrechte niet was gehoord tijdens de bezwaarfase, maar dat de rechtsgevolgen van het besluit in stand konden blijven.
De Raad oordeelde dat de opgelegde boete in redelijke verhouding stond tot de ernst van de normoverschrijding, maar dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens was overschreden. Dit leidde tot de beslissing om de boete met 10% te matigen en de rente over de totale vordering opnieuw te berekenen. De rechtbank had in haar uitspraak geoordeeld dat het nieuwe besluit van de IB-Groep voldeed aan de opdracht van de Raad, en verklaarde het beroep van appellant ongegrond.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden en voerde aan dat de boete onrechtvaardig was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de IB-Groep op juiste wijze uitvoering had gegeven aan de eerdere uitspraak. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, A.C.A. Wit, en het onderzoek ter zitting vond plaats op 20 maart 2009, waarbij appellant niet aanwezig was, maar de IB-Groep vertegenwoordigd was door mr. M. van der Toorn.