ECLI:NL:CRVB:2009:BI3548

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-7252 WAO + 07-5609 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongewijzigde voortzetting van WAO-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin de rechtbank het besluit van het Uwv om de WAO-uitkering van appellant voort te zetten, heeft vernietigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 mei 2009 uitspraak gedaan. Appellant ontving een WAO-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidsklasse van 25 tot 35%. Het Uwv had eerder besloten dat appellant niet in staat was zijn functie als operator B te vervullen, maar wel geschikt was voor andere functies zoals coquillegieter, machinebediende en monteur. Appellant was het niet eens met deze herbeoordeling en stelde dat er te weinig beperkingen waren vastgesteld, zowel psychisch als lichamelijk.

De Raad heeft het procesverloop in acht genomen, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.A. Severijn. Het Uwv heeft een nieuw besluit genomen, maar appellant heeft hiertegen opnieuw bezwaar gemaakt. De Raad heeft de medische beoordeling van het Uwv onderschreven en vastgesteld dat de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd hebben dat appellant in staat is de functies te vervullen die aan de voortzetting van de uitkering ten grondslag liggen. De Raad heeft geconcludeerd dat de frequentie van de vereiste bewegingen in de functie van machinebediende niet als te belastend kan worden beschouwd, en dat de andere functies ook passend zijn voor appellant.

De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en het beroep van appellant tegen het besluit van 27 september 2007 ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de Raad heeft de zaak in het openbaar behandeld.

Uitspraak

06/7252 WAO en 07/5609 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 6 november 2006, 05/4593 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 8 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.A. Severijn, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en een nieuw besluit van 27 september 2007 genomen.
Tegen het nieuwe besluit heeft mr. Severijn nadere gronden ingediend. Het Uwv heeft daarop een reactie van zijn bezwaararbeidsdeskundige ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2009. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Severijn. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.J.C. Röttjers.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 25 april 2005 heeft het Uwv besloten tot ongewijzigde voortzetting van de uitkering die appellant ontving op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) naar de arbeidsongeschiktheidsklasse 25 tot 35%.
1.2. Bij besluit van 22 november 2005 (besluit 1) heeft het Uwv het hiertegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
1.3. Het beroep dat appellant tegen besluit 1 instelde is door de rechtbank bij de aangevallen uitspraak gegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv bij dit besluit de juiste functionele beperkingen in acht heeft genomen, maar dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd waarom appellant de daarbij in aanmerking genomen functies zou kunnen vervullen. De rechtbank heeft daarom besluit 1 vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit te nemen. Zij heeft het Uwv voorts opgedragen om de in beroep gemaakte proceskosten en het griffierecht aan appellant te vergoeden.
1.4. Het Uwv heeft in de aangevallen uitspraak berust. Op 27 september 2007 heeft het Uwv een nieuw besluit genomen op het bezwaar van appellant (besluit 2). Dit besluit berust op dezelfde medische grondslag als het vernietigde besluit en gaat er eveneens vanuit dat appellant dusdanige beperkingen ondervindt bij het verrichten van arbeid, dat hij zijn voormalige functie van operator B (etiketteerder) bij [naam werkgever] niet meer kan vervullen. Appellant is volgens het nieuwe besluit wel geschikt te achten voor werkzaamheden verbonden aan de functies van coquillegieter, machinebediende en monteur. Hiertoe heeft de bezwaararbeidsdeskundige aanvullende toelichtingen gegeven, hetgeen heeft meegebracht dat het Uwv de voortzetting van de uitkering per 19 april 2005 naar de klasse 25 tot 35% ook bij besluit 2 heeft gehandhaafd.
2. Appellant voert hiertegen aan dat bij de onderhavige herbeoordeling te weinig beperkingen zijn vastgesteld, zowel wat betreft zijn psychische als lichamelijke klachten. Hij acht zich voorts niet in staat de in aanmerking genomen functie van machinebediende te vervullen, aangezien hierbij gedurende de gehele dag 300 maal per uur (dat is één maal per twaalf seconden) ongeveer 30 graden kortcyclisch wordt getordeerd. Hoewel hij geen functionele beperkingen op dit vlak heeft, stelt hij dat deze frequentie de normaalwaarde fors overschrijdt. Deze gaat er namelijk vanuit dat een gezonde persoon maximaal zestig keer per uur (tot 45 graden) het bovenlichaam kort naar achteren kan draaien. Hierbij is het draaien van het hoofd of de nek niet inbegrepen. Appellant heeft erop gewezen dat de functie meebrengt dat - naast het torderen - 300 maal per uur ongeveer 30 graden met het hoofd wordt gedraaid, wat op zich al een overschrijding van zijn mogelijkheden inhoudt, gelet op de omstandigheid dat de verzekeringsarts veelvuldige nekbewegingen niet mogelijk acht.
3. De Raad overweegt als volgt.
3.1. Nu met besluit 2 niet is tegemoetgekomen aan het hoger beroep van appellant, zal de Raad dit besluit met overeenkomstige toepassing van de artikelen 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht in deze procedure betrekken.
3.2. Ten aanzien van de medische beoordeling door het Uwv onderschrijft de Raad hetgeen door de rechtbank in de aangevallen uitspraak hierover is overwogen. De verzekeringsartsen hebben voor appellant beperkingen vastgesteld met betrekking tot werk met veelvuldige deadlines of productiepieken, schrijven/lezen, hanteren van emotionele problemen, uiten van eigen gevoelens, omgaan met conflicten, omgaan met hulpbehoevenden, zware trilbelasting, contact met kerstbomen, dynamische handelingen (waaronder veelvuldige of extreme nekbewegingen) en diverse statische houdingen. Zij hebben daarbij het eigen onderzoek van de primaire verzekeringsarts, alsook vroegere informatie uit het dossier betrokken. In de bezwaarfase is voorts informatie van de orthopedisch chirurg in aanmerking genomen. Beide verzekeringsartsen hebben voor de Raad voldoende overtuigend gemotiveerd dat voor zwaardere beperkingen of een urenbeperking geen objectief medische reden bestaat.
3.3. Aan de ongewijzigde voortzetting van de WAO-uitkering ligt voorts ten grondslag dat appellant de onder 1.4 genoemde functies kan vervullen. Hij heeft daartegen aangevoerd dat de functie van machinebediende niet geschikt is. De Raad is van oordeel dat uitgaande van de beperkingen, zoals die voor appellant zijn vastgesteld, er geen reden is deze functie voor hem te zwaar te achten. Met de aanvullende rapporten van de bezwaararbeidsdeskundige van 5 februari 2007 en 11 maart 2009 is dit voldoende onderbouwd.
3.3.1. De Raad stelt daartoe vast dat de frequentie van torderen in de functie van machinebediende weliswaar fors uitstijgt boven de normaalwaarde, maar de hoek van draaiing beperkt blijft tot 30 graden. De Raad ziet geen aanleiding voor twijfel aan de juistheid van de, in de Gebruikershandleiding CBBS opgenomen, aanname dat torderen tot een hoek van 30 graden niet als belastend wordt beschouwd. Appellant heeft niet betwist dat de hoek van draaiing kan worden verkleind bij gebruik van een goede draaistoel.
3.3.2. De in de functie voorkomende hoofdbewegingen hebben eenzelfde frequentie en hoek van draaiing als geldt voor torderen. Volgens de Gebruikershandleiding wordt met draaien van het hoofd over een hoek van 30 graden de ondergrens bereikt van een belastende hoofdbeweging. De bezwaararbeidsdeskundige heeft gesteld dat één maal per twaalf seconden geen veelvuldige nekbeweging inhoudt. Daarmee is de Raad er voldoende van overtuigd dat de machinebediende geen hoofdbeweging hoeft te maken die uitgaan boven de in de FML neergelegde beperking ‘geen veelvuldige nekbeweging, geen extreme nekbeweging’. Dit betekent naar het oordeel van de Raad dat het motiveringsgebrek voor deze functie is hersteld.
3.4. Ook de overige twee functies kunnen naar zijn oordeel aan de schatting ten grondslag worden gelegd. Daarmee resteren voldoende functies, wat betekent dat de uitkering terecht ongewijzigd is voortgezet per 19 april 2005. Het beroep van appellant tegen besluit 2 is daarmee ongegrond. Gezien het voorgaande zal de aangevallen uitspraak worden bevestigd voor zover aangevochten.
4. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 27 september 2007 (besluit 2) ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en Ch. van Voorst en M. Greebe als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2009.
(get.) D.J. van de. Vos.
(get.) A.L. de Gier.
CVG