ECLI:NL:CRVB:2009:BI3464
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische geschiktheid voor arbeid
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die sinds 1999 arbeidsongeschikt is. Appellante heeft in hoger beroep gesteld dat zij volledig arbeidsongeschikt is en dat haar beperkingen zijn onderschat. De Centrale Raad van Beroep heeft op 24 april 2009 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het hoger beroep van appellante werd afgewezen. De Raad oordeelde dat appellante geen medische gegevens heeft overgelegd die haar stelling ondersteunen. De Raad concludeerde dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat appellante meer urenbeperkingen zou moeten hebben dan vastgesteld in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 23 november 2006.
De zaak begon met een besluit van het Uwv op 11 augustus 2006, waarbij de WAO-uitkering van appellante werd herzien van 80-100% naar 45-55%. Appellante was het hier niet mee eens en heeft bezwaar aangetekend, wat door het Uwv ongegrond werd verklaard. In beroep heeft de rechtbank de beslissing van het Uwv bevestigd, waarna appellante in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 13 maart 2009 heeft appellante haar grieven herhaald, maar de Raad vond geen aanknopingspunten om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank. De Raad bevestigde dat appellante in staat was om de werkzaamheden te verrichten die bij de aan de schatting ten grondslag gelegde functies horen.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissingen en wijst op het belang van voldoende medische onderbouwing bij claims van arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.