ECLI:NL:CRVB:2009:BI3098
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.P.J. Goorden
- C.P.M. van de Kerkhof
- P.J. Jansen
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de intrekking van ziekengeld op basis van geschiktheid voor maatgevende arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 mei 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 16 oktober 2007. Appellante had eerder een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), maar deze was per 16 oktober 2003 ingetrokken. Vervolgens ontving zij een uitkering op basis van de Werkloosheidswet, totdat zij zich op 12 september 2005 ziek meldde met rugklachten en ziekengeld ontving op basis van de Ziektewet. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) besloot op 4 juli 2006 dat appellante met ingang van 5 juli 2006 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij niet meer ongeschikt was tot het verrichten van haar arbeid. Appellante ging hiertegen in bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard door het Uwv op 19 februari 2007.
Tijdens de zitting op 25 maart 2009 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door L. Prudon. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd overwogen dat de bezwaarverzekeringsarts, na het bestuderen van medische gegevens en het uitvoeren van een lichamelijk onderzoek, tot de conclusie was gekomen dat appellante geschikt was voor haar maatgevende arbeid, met name de functie van telefonist. De Raad oordeelde dat appellante onvoldoende nieuwe gezichtspunten had aangedragen in hoger beroep die de eerdere conclusies van de bezwaarverzekeringsarts zouden kunnen ondermijnen. De Raad concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren om de conclusie van de (bezwaar)verzekeringsarts onjuist te achten of om te twijfelen aan de adequaatheid van de medische beoordeling. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.