ECLI:NL:CRVB:2009:BI2070

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-6089 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering kinderbijslag en niet-ontvankelijkheid bezwaarschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 april 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in Marokko woont, tegen de beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om zijn bezwaar tegen de weigering van kinderbijslag niet-ontvankelijk te verklaren. De Svb had in een besluit van 30 september 2005 meegedeeld dat appellant geen recht had op kinderbijslag, omdat hij niet verzekerd was onder de Algemene Kinderbijslagwet. Appellant diende zijn bezwaarschrift pas na het verstrijken van de bezwaartermijn in, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van zijn bezwaar. De rechtbank Amsterdam had deze beslissing van de Svb in een eerdere uitspraak bevestigd.

De Raad overwoog dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend, omdat het niet aangetekend was verzonden en de envelop niet beschikbaar was, waardoor niet kon worden vastgesteld of het bezwaar voor het einde van de termijn ter post was bezorgd. Appellant had aangevoerd dat hij wegens ziekte niet in staat was om tijdig te reageren, maar deze stelling werd niet onderbouwd en kwam niet overeen met eerdere verklaringen van appellant. De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de overschrijding van de bezwaartermijn konden rechtvaardigen.

Uiteindelijk bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellant ongegrond. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een vergoeding van proceskosten, zoals bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met T.L. de Vries als voorzitter en H.J. de Mooij en J.L.P.G. van Thiel als leden, in aanwezigheid van griffier W. Altenaar.

Uitspraak

07/6089 AKW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 oktober 2007, 06/883 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 23 april 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend en heeft bij brief van 22 oktober 2008 een vraag van de Raad beantwoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2009. Appellant is daarbij niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Marijnissen.
II OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 30 september 2005 heeft de Svb aan appellant meegedeeld dat hij geen recht heeft op kinderbijslag, omdat hij niet verzekerd is krachtens de Algemene Kinderbijslagwet.
1.2. Bij brief gedateerd 1 november 2005 en door de Svb ontvangen op 23 november 2005 heeft appellant een bezwaarschrift ingediend tegen voornoemd besluit. De Svb heeft daarop aan appellant gevraagd naar de redenen waarom het bezwaarschrift eerst nadat de bezwaartermijn was verstreken is ontvangen. Appellant heeft vervolgens medegedeeld dat hij post altijd later ontvangt.
1.3. De Svb heeft bij beslissing op bezwaar van 16 januari 2006 (hierna: bestreden besluit) het bezwaar van appellant tegen het besluit van 30 september 2005 niet-ontvankelijk verklaard. Daarbij is overwogen dat het bezwaarschrift niet tijdig is ontvangen en dat nu appellant het bezwaarschrift niet aangetekend heeft verzonden er geen sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de overschrijding van de bezwaartermijn geaccepteerd kan worden.
2. De rechtbank heeft dit oordeel in de aangevallen uitspraak onderschreven.
3. Appellant heeft in beroep en in hoger beroep aangevoerd dat hij wegens ziekte niet in staat was tijdig te reageren.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Artikel 6:8 van de Awb bepaalt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Het besluit is op
30 september 2005 aan appellant toegezonden waarmee de bezwaartermijn op 1 oktober 2005 is gaan lopen en derhalve op 11 november 2005 is geëindigd. Ingevolge artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is bij verzending per post een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
4.2. De Raad stelt vast dat niet in geschil is dat het besluit van 30 september 2005 op de juiste wijze bekend is gemaakt conform artikel 3:41 van de Awb en dat het bezwaar na het verstrijken van de daartoe gestelde termijn door de Svb is ontvangen. Voorts kan het bezwaar niet op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb als tijdig ingediend aangemerkt worden, omdat het in ieder geval meer dan één week na het einde van de bezwaartermijn is ontvangen. Daarbij wijst de Raad er nog op dat nu het bezwaarschrift niet aangetekend is verzonden en de envelop waarin het bezwaarschrift is verzonden niet beschikbaar is, ook niet vastgesteld kan worden of het bezwaar voor het einde van de termijn ter post is bezorgd.
4.3. Ten aanzien van een na afloop van de gestelde termijn ingediend bezwaarschrift blijft ingevolge artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.4. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat een zodanige situatie in dit geval niet aan de orde is. Daarbij acht de Raad van belang dat appellant aanvankelijk heeft verklaard dat het bezwaarschrift te laat was ontvangen als gevolg van vertraging in de postbezorging. Eerst in beroep en hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij wegens ziekte niet in staat was tijdig bezwaar te maken. Deze stelling - die niet overeenstemt met de datering van het bezwaarschrift en zijn eerdere verklaring - heeft appellant echter op geen enkele wijze aangetoond of aannemelijk gemaakt.
4.5. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake een vergoeding van proceskosten.
III BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries als voorzitter en H.J. de Mooij en J.L.P.G. van Thiel als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 23 april 2009.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) W. Altenaar.
NW