ECLI:NL:CRVB:2009:BI2056
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- H. Bedee
- B. Barentsen
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische en arbeidskundige grondslag
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had eerder een uitkering ontvangen, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Echter, bij besluit van 7 juni 2004 heeft het Uwv deze herzien naar een mate van 25 tot 35%, wat appellant niet kon begrijpen. Hij heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar het Uwv handhaafde de herziening bij een besluit op bezwaar op 29 december 2005. De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak op 15 juni 2007 de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit als juist beoordeeld en het beroep van appellant ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de herziening onbegrijpelijk is en dat er geen primair besluit aan de herziening ten grondslag ligt. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het Uwv in hoger beroep met nieuwe informatie is gekomen, waaronder een Functionele Mogelijkhedenlijst en een rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige. De Raad oordeelt dat deze nieuwe informatie voldoende is om de herziening van de WAO-uitkering te motiveren, maar vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank omdat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven.
De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 966,-, en heeft bepaald dat het Uwv het betaalde griffierecht van € 143,- aan appellant vergoedt. De uitspraak is gedaan op 22 april 2009, waarbij de Raad de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand heeft gelaten.