ECLI:NL:CRVB:2009:BI2054

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-6528 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en geschiktheid voor arbeid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de intrekking van zijn WAO-uitkering door het Uwv werd bevestigd. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 22 april 2009 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.J.C. van Haren, betwistte de geschiktheid van de aan hem voorgehouden functies, met name die van machinaal metaalbewerker, omdat hij niet in staat zou zijn om gewichten van 10 kilogram te tillen en te dragen. Hij voerde aan dat zijn medische beperkingen onvoldoende waren erkend en dat er een onafhankelijk deskundige ingeschakeld had moeten worden.

De Raad heeft echter geoordeeld dat het Uwv de geschiktheid van de functies voldoende heeft onderbouwd. De Raad heeft de medische gegevens van appellant, waaronder een rapportage van een bezwaarverzekeringsarts, in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen. De Raad heeft zich verenigd met de overwegingen van de rechtbank en heeft geen termen gezien om een deskundige te benoemen voor nader onderzoek.

De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad oordeelde dat de intrekking van de WAO-uitkering terecht was. De Raad concludeerde dat appellant, ondanks zijn beperkingen, in staat was om de aan hem voorgehouden functies te vervullen, en dat het Uwv adequaat had gehandeld in de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

07/6528 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 18 oktober 2007, 06/4479 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 22 april 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.J.C. van Haren, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 11 september 2008 heeft appellant zijn medisch dossier van de huisarts ingezonden. Het Uwv heeft hierop gereageerd bij brief van 13 oktober 2008, onder inzending van een rapportage van een bezwaarverzekeringsarts van 7 oktober 2008.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2009. Voor appellant is verschenen mr. Van Haren. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W.L.J. Weltevrede.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 7 oktober 2005 heeft het Uwv de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 8 december 2005 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van appellants arbeidsongeschiktheid met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 15% was.
2. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 23 februari 2006 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft zich kunnen verenigen met de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit.
4. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd, kort weergegeven, dat zijn medische beperkingen zijn onderschat en dat hij ten onrechte geschikt is geacht voor de functie van machinaal metaalbewerker, omdat hij niet gewichten van 10 kilogram kan tillen en dragen. Appellant heeft er daartoe op gewezen dat hij ten tijde in geding onder behandeling was van een psychiater en een revalidatiearts. Naar de mening van appellant had de rechtbank een onderzoek door een onafhankelijke deskundige moeten gelasten.
5. De Raad overweegt het volgende.
5.1. De Raad kan zich verenigen met hetgeen de rechtbank heeft overwogen over de medische grondslag van het bestreden besluit. Het door appellant in hoger beroep overgelegde medische dossier, dat hij van zijn huisarts heeft verkregen, kan niet tot een ander oordeel leiden, omdat de daarin vermelde gegevens onvoldoende aanknopingspunten bieden voor twijfel aan de juistheid van de door het Uwv vastgestelde beperkingen van appellant op de in geding zijnde datum van 8 december 2005. De Raad wijst erop dat, zoals mede in de rapportage van 7 oktober 2008 van een bezwaarverzekeringsarts van het Uwv is vermeld, uit de in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) in de rubrieken ‘persoonlijk functioneren’ en ‘sociaal functioneren’ aangegeven beperkingen blijkt dat door het Uwv rekening is gehouden met een verminderde psychische belastbaarheid van appellant. De Raad heeft evenmin als de rechtbank aanleiding gezien een deskundige te benoemen voor nader onderzoek.
5.2. Ter zake van de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit stelt de Raad allereerst vast dat het Uwv uiteindelijk de volgende functies voor appellant geschikt heeft geacht: machinaal metaalbewerker (sbc-code 264122), productiemedewerker industrie (sbc-code 111180) en productiemedewerker textiel (sbc-code 272043). De grief van appellant dat de functie van machinaal metaalbewerker niet geschikt kan worden geacht, omdat daarin 10 kilogram dient te worden getild en gedragen en appellant bij het lopen gebruik maakt van een kruk, kan niet slagen. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het Uwv de geschiktheid van deze functie voor appellant voldoende heeft onderbouwd. De Raad wijst daartoe op een rapportage van 12 juni 2007 van een bezwaararbeidsdeskundige van het Uwv, die is tot stand gekomen na overleg met een bezwaarverzekeringsarts. In deze rapportage is genoegzaam uiteen gezet dat appellant in de desbetreffende functie slechts een geringe afstand hoeft te overbruggen door om te stappen, terwijl appellant in staat moet worden geacht om belast enige stappen te lopen. De Raad heeft er daarbij rekening mee gehouden dat appellant blijkens de FML in staat is ongeveer 10 kilogram te tillen en te dragen en tijdens het werk ongeveer een uur per werkdag kan lopen.
Uitgaande van een juiste vaststelling van de medische beperkingen van appellant heeft de Raad overigens geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de geschiktheid in medisch opzicht van de aan appellant voorgehouden functies.
6. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
7. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en H. Bedee en B. Barentsen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 april 2009.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) I.R.A. van Raaij.
JL