ECLI:NL:CRVB:2009:BI2054
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- H. Bedee
- B. Barentsen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de intrekking van zijn WAO-uitkering door het Uwv werd bevestigd. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 22 april 2009 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.J.C. van Haren, betwistte de geschiktheid van de aan hem voorgehouden functies, met name die van machinaal metaalbewerker, omdat hij niet in staat zou zijn om gewichten van 10 kilogram te tillen en te dragen. Hij voerde aan dat zijn medische beperkingen onvoldoende waren erkend en dat er een onafhankelijk deskundige ingeschakeld had moeten worden.
De Raad heeft echter geoordeeld dat het Uwv de geschiktheid van de functies voldoende heeft onderbouwd. De Raad heeft de medische gegevens van appellant, waaronder een rapportage van een bezwaarverzekeringsarts, in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen. De Raad heeft zich verenigd met de overwegingen van de rechtbank en heeft geen termen gezien om een deskundige te benoemen voor nader onderzoek.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad oordeelde dat de intrekking van de WAO-uitkering terecht was. De Raad concludeerde dat appellant, ondanks zijn beperkingen, in staat was om de aan hem voorgehouden functies te vervullen, en dat het Uwv adequaat had gehandeld in de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid.