ECLI:NL:CRVB:2009:BI1966
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- C.P.J. Goorden
- P.J. Jansen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld op grond van de Ziektewet na medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin werd geoordeeld dat zij geen recht meer had op ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). De Centrale Raad van Beroep heeft op 22 april 2009 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door mr. M. Tracey van ARAG Rechtsbijstand, had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 1 mei 2006, waarin werd vastgesteld dat zij met ingang van 28 april 2006 geen recht meer had op ziekengeld. Dit bezwaar werd ongegrond verklaard door het Uwv en later ook door de rechtbank.
De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de juistheid van hun beoordeling te twijfelen. Appellante werd in staat geacht haar werk als secretaresse te hervatten. In hoger beroep voerde appellante aan dat de rechtbank de ernst van haar klachten had miskend en overhandigde zij verschillende medische stukken ter ondersteuning van haar standpunt.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter het oordeel van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig was en dat de door appellante overgelegde stukken geen aanleiding gaven voor een ander oordeel. De Raad concludeerde dat appellante in staat was haar werk te verrichten en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat de Raad hiervoor geen aanleiding zag.