ECLI:NL:CRVB:2009:BI1601
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en de medische en arbeidskundige grondslag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de intrekking van zijn WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep dateert van 17 april 2009. Appellant had zijn uitkering, die was gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%, ingetrokken gekregen per 9 juli 2006, omdat zijn arbeidsongeschiktheid volgens het Uwv minder dan 15% zou zijn. Appellant was het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.A. Pieters.
Tijdens de zitting op 6 maart 2009 heeft de Raad de argumenten van appellant en het Uwv gehoord. Appellant stelde dat de rechtbank ten onrechte zijn beroep tegen de beslissing op bezwaar had afgewezen. Hij betoogde dat de rechtbank niet had onderkend dat hij, ondanks een ongewijzigd medisch toestandsbeeld, niet in staat was om fulltime te werken. Appellant verwees naar zijn eerdere gedeeltelijke belastbaarheid en stelde dat er een zorgvuldiger psychiatrisch onderzoek had moeten plaatsvinden voordat zijn uitkering werd ingetrokken.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellant afgewezen. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende gemotiveerd had aangetoond dat de vastgestelde belastbaarheid van appellant zijn medische mogelijkheden niet oversteeg. De Raad vond dat het standpunt van appellant, dat onafhankelijk psychiatrisch onderzoek noodzakelijk was, niet werd ondersteund door voldoende medische gegevens. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om de eerdere beslissing van de rechtbank te herzien en bevestigde de aangevallen uitspraak.