[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 16 augustus 2007 07/412,
(hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 17 april 2009
Namens appellante heeft mr. J.T.F. van Berkel hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2009, waar appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van Berkel voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Florijn.
1.1. Appellante is ziekenverzorgster geweest en is in november 1985 uitgevallen wegens buik-, rug en heupklachten. Na afloop van de wachttijd is haar een WAO-uitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.2. In het kader van een herbeoordeling is appellante onderzocht door de verzekeringsarts R.F. Seleski, die heeft vastgesteld dat de fysieke belastbaarheid van appellante beperkt is. Met inachtneming van deze omstandigheid heeft hij een zogeheten Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) vastgesteld. Vervolgens is de arbeidsdeskundige K. Hoogenkamp in zijn rapport van 21 augustus 2006 tot de conclusie gekomen dat appellante niet meer geschikt is voor haar eigen werk maar nog wel geschikt voor een vijftal andere functies. Op basis van drie van deze functies heeft hij de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante berekend op minder dan 15%. Bij besluit van
5 september 2006 is appellante door het Uwv meegedeeld dat haar uitkering met ingang van 22 oktober 2006 wordt ingetrokken.
2.1. De bezwaarverzekeringsarts R.A. Admiraal heeft, nadat hij appellante had onderzocht en nadere informatie uit de behandelende sector had verkregen, de FML op een aantal aspecten aangepast. De bezwaararbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat een tweetal voor appellante geselecteerde functies niet geschikt voor haar zijn omdat zij niet aan de opleidingseisen voldoet. Op basis van de resterende drie functies heeft hij de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op 35 tot 45%, waarbij hij de maatmanomvang ongewijzigd heeft gehandhaafd op 32 uur per week.
2.2. Bij besluit van 12 januari 2007 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante gegrond verklaard en bepaald dat appellante met ingang van 22 oktober 2006 in aanmerking komt voor een WAO-uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
3.1. In beroep heeft appellante met name het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts dat zij ondanks migraineaanvallen structurele en gangbare arbeid moet kunnen verrichten, bestreden. De bezwaarverzekeringsarts heeft hierop gereageerd met een nader rapport van 23 februari 2007.
3.2. De rechtbank heeft zich zowel met de medische als de arbeidskundige component van het bestreden besluit kunnen verenigen en heeft het beroep ongegrond verklaard.
4. In hoger beroep heeft appellante haar eerder naar voren gebrachte gronden herhaald.
5.1. De Raad overweegt als volgt.
5.2. Nadat de verzekeringsarts een FML had opgesteld, heeft de bezwaarverzekeringsarts deze FML op een aantal punten aangepast. Naar het oordeel van de Raad moet aan de door de bezwaarverzekeringsarts opgestelde FML in het onderhavige geval doorslaggevende betekenis worden toegekend omdat hij, in tegenstelling tot de verzekeringsarts, appellante lichamelijk heeft onderzocht en de beschikking had over informatie uit de behandelende sector. De Raad is op grond van de gedingstukken niet tot de conclusie gekomen dat in deze FML onvoldoende beperkingen zijn opgenomen. Het standpunt van appellante dat zij als gevolg van migraine meer beperkingen heeft dan zijn aangenomen, is naar het oordeel van de Raad in voldoende mate weerlegd in het rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 23 februari 2007.
5.3. Appellante is van mening dat zij niet geschikt is voor de functie van telefoniste/receptioniste, omdat zij in deze functie een uur achtereen moet zitten. De Raad kan appellante hierin niet volgen. Weliswaar heeft de verzekeringarts vastgesteld dat appellante hooguit een half uur achtereen mag zitten maar de bezwaarverzekeringsarts heeft de belastbaarheid op dit punt gewijzigd in die zin dat appellante maximaal één uur achtereen mag zitten. Dit betekent dat de belastbaarheid van appellante in deze functie op dit punt niet wordt overschreden. Ook anderszins is de Raad niet gebleken dat deze functie niet geschikt is voor appellante. Dit geldt ook voor de overige twee aan de schatting ten grondslag gelegde functies.
5.4. Het vorenstaande betekent dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
6. De Raad acht geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.V. Benza als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 april 2009.