ECLI:NL:CRVB:2009:BI1549
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- A.T. de Kwaasteniet
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid van functies voor appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 april 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende de herziening van zijn WAO-uitkering. Appellant had eerder een uitkering ontvangen die was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, maar deze werd met ingang van 25 mei 2005 herzien naar een mate van 15 tot 25%. Appellant heeft hoger beroep ingesteld omdat hij het niet eens was met deze herziening en stelde dat de door de (bezwaar)arbeidsdeskundige geduide functies medisch niet geschikt voor hem waren.
Tijdens de zitting op 6 maart 2009 is appellant niet verschenen, terwijl het Uwv zich liet vertegenwoordigen door W.R. Bos. De Raad heeft in zijn overwegingen verwezen naar de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de eerdere uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had geoordeeld dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de belastbaarheid van appellant zoals vastgesteld door het Uwv. De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep, waaronder de stelling dat zijn functionele mogelijkheden waren overschat, niet overtuigend geacht.
De Raad concludeerde dat er geen medische gronden waren om de geschiktheid van de geduide functies voor appellant in twijfel te trekken. De eerdere herziening van de uitkering door het Uwv was volgens de Raad terecht, en de rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit terecht ongegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er waren geen termen aanwezig om een proceskostenvergoeding toe te kennen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met D.J. van der Vos als voorzitter en A.T. de Kwaasteniet en M. Greebe als leden.