ECLI:NL:CRVB:2009:BI1145

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-6034 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van medische beperkingen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle, waarin de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uwv werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 10 april 2009 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.J.A.M. Gloudi, heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar medische beperkingen in samenhang moeten worden beoordeeld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en de rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de functies die aan appellante werden voorgehouden, medisch gezien binnen haar mogelijkheden lagen, ondanks haar beperkingen.

De Raad heeft de relevante feiten en omstandigheden uit de eerdere uitspraak van de rechtbank overgenomen. Het Uwv had op 23 februari 2007 besloten om de WAO-uitkering van appellante met ingang van 16 december 2004 in te trekken, wat leidde tot de rechtszaak. Appellante stelde dat de werkdruk en deadlines in de geduide functies te hoog voor haar waren, wat haar functioneren zou belemmeren.

De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellante afgewezen. De Raad concludeerde dat de medische beperkingen van appellante in rechte vaststaan en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de belastingpunten waarop appellante beperkt is, niet voorkomen in de geduide functies. De Raad heeft vastgesteld dat er geen sprake is van overschrijding van de belastbaarheid van appellante, en dat de bezwaararbeidsdeskundige voldoende had toegelicht dat de geduide functies passend waren.

Uitspraak

07/6034 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 8 oktober 2007, 07/471 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 10 april 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. G.J.A.M. Gloudi, advocaat te Lelystad, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2009.
Appellante is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde, mr. P. Delawi, kantoorgenoot van mr. Gloudi voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.W.A. Blind.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Voor een overzicht van de relevante feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat hier met het volgende.
1.2. Bij besluit van 23 februari 2007 (bestreden besluit) heeft het Uwv - beslissend op bezwaar en ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank van 9 januari 2007- de WAO-uitkering van appellante met ingang van 16 december 2004 ingetrokken.
1.3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de voorgehouden functies - gelet op de voor appellante vastgestelde en in rechte vast staande beperkingen en de totaalbelasting binnen de functies - in medisch opzicht binnen het bereik van appellante liggen.
1.4. Appellante heeft in hoger beroep haar standpunt herhaald dat de beperkingen in elkaars samenhang moeten worden beoordeeld en heeft in dit verband aangevoerd dat het werktempo bij alle geduide functies te hoog voor haar is waardoor er problemen ontstaan in het geval er samengewerkt moet worden en een productienorm moet worden gehaald.
2.1. De Raad is met de rechtbank en op dezelfde gronden van oordeel dat de medische beperkingen van appellante in rechte vast staan. Appellante is beperkt ten aanzien van veelvuldige deadlines of productiepieken, item 1.9.7 van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML), ten aanzien van het hanteren van emotionele problemen van anderen, item 2.6.1 van de FML en ten aanzien van het omgaan met conflicten, item 2.6.8 van de FML. Appellante is niet beperkt geacht op hoog handelingstempo, item 1.9.8 van de FML.
De grief van appellante die in wezen de FML op het aspect handelingstempo ter discussie stelt, kan in dit stadium niet meer aan de orde komen. Hetzelfde geldt voor de door in hoger beroep door appellante overgelegde informatie van medische aard van psychiater R.W. Jessurum. De Raad stelt voorts vast dat in geen van de geduide functies signaleringen voorkomen op de items 1.9.7 en 2.6.8. De bezwaararbeidsdeskundige heeft in zijn rapportage van 6 juli 2005 op voldoende wijze uiteengezet dat het niet matchende item 2.6.1 in de geduide functies niet relevant is. De belastingpunten waarop appellante beperkt is komen in de geduide functies dan ook niet voor. Voorts zijn de in de geduide functies voorkomende signaleringen op de normaalwaarden door de bezwaararbeidsdeskundige in zijn rapportage van 22 februari 2007 genoegzaam toegelicht. Er is geen sprake van overschrijding van de belastbaarheid van appellante. Van een overschrijding van de totaalbelasting van appellante kan binnen de geduide functies dan ook geen sprake zijn.
3.1. Gelet op het bovenstaande slaagt het hoger beroep niet.
3.2. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en P.J. Stolk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C. Palmboom als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 april 2009.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A.C. Palmboom.
TM