ECLI:NL:CRVB:2009:BI1145
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van medische beperkingen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle, waarin de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uwv werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 10 april 2009 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.J.A.M. Gloudi, heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar medische beperkingen in samenhang moeten worden beoordeeld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en de rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de functies die aan appellante werden voorgehouden, medisch gezien binnen haar mogelijkheden lagen, ondanks haar beperkingen.
De Raad heeft de relevante feiten en omstandigheden uit de eerdere uitspraak van de rechtbank overgenomen. Het Uwv had op 23 februari 2007 besloten om de WAO-uitkering van appellante met ingang van 16 december 2004 in te trekken, wat leidde tot de rechtszaak. Appellante stelde dat de werkdruk en deadlines in de geduide functies te hoog voor haar waren, wat haar functioneren zou belemmeren.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellante afgewezen. De Raad concludeerde dat de medische beperkingen van appellante in rechte vaststaan en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de belastingpunten waarop appellante beperkt is, niet voorkomen in de geduide functies. De Raad heeft vastgesteld dat er geen sprake is van overschrijding van de belastbaarheid van appellante, en dat de bezwaararbeidsdeskundige voldoende had toegelicht dat de geduide functies passend waren.