ECLI:NL:CRVB:2009:BI0885

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-6075 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en geschiktheid van geduide functies in hoger beroep

In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante, die sinds 28 december 1998 een uitkering ontving in verband met hoofdpijnklachten en astmatische bronchitis. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 2 oktober 2007. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv onvoldoende had onderzocht of de werkzaamheden in de geduide functies konden worden opgevangen door collega’s, gezien het te verwachten ziekteverzuim van appellante. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het besluit van het Uwv om de WAO-uitkering per 12 mei 2005 in te trekken.

Na de uitspraak van de rechtbank heeft het Uwv een nieuw besluit genomen, waarbij de intrekking van de WAO-uitkering werd gehandhaafd. Appellante ging hiertegen in hoger beroep, waarbij zij aanvoerde dat de functies van operator afbindmachine en operator productie niet geschikt waren vanwege omgevingslawaai. De Raad overweegt dat de medische grondslag van het bestreden besluit, zoals neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst, vaststaat, omdat tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank geen hoger beroep is ingesteld. De Raad concludeert dat appellante niet beperkt belastbaar is geacht op het item geluidsbelasting en dat de geduide functies geschikt zijn voor haar.

De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover deze is aangevochten, en oordeelt dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 10 april 2009.

Uitspraak

07/6075 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 2 oktober 2007, 07/473 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 10 april 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. G.J.A.M. Gloudi, advocaat te Lelystad, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2009.
Appellante is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. P. Delawi, kantoorgenoot van mr. Gloudi voornoemd. Het Uwv was niet vertegenwoordigd.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Aan appellante is in verband met hoofdpijnklachten en astmatische bronchitis vanaf 28 december 1998 een WAO-uitkering toegekend berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.2. Bij besluit van 2 januari 2006 heeft het Uwv - beslissend op bezwaar - de WAO-uitkering per 12 mei 2005 ingetrokken. Appellante heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. In de uitspraak van 19 december 2006 heeft de rechtbank de medische onderbouwing van het bestreden besluit voldoende geacht, maar geoordeeld dat door het Uwv onvoldoende was onderzocht of in de voor appellante geduide functies de werkzaamheden van appellante, in verband met het te verwachten ziekteverzuim van 20%, door middel van het inzetten van collega werknemers kunnen worden opgevangen. De rechtbank heeft het besluit in zoverre onvoldoende gemotiveerd geacht en vervolgens het beroep gegrond verklaard en het besluit van 2 januari 2006 vernietigd.
1.3. Ter uitvoering van deze uitspraak heeft het Uwv op 28 februari 2007 een nieuw besluit op bezwaar (bestreden besluit) genomen, waarbij de intrekking van de WAO-uitkering per 12 mei 2005 is gehandhaafd.
1.4. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit – in verband met de maximering van de urenomvang van de maatman - vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven, een en ander met nadere beslissingen omtrent griffierecht en proceskosten. De rechtbank heeft hierbij geoordeeld dat appellante in staat moet worden geacht de geduide functies – papierwarenmaker (operator afbindmachine, Sbc-code 268040), machinaal metaalbewerker (operator productie Sbc-code 264122) en productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180) - uit te oefenen, nu uit de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige van 20 februari 2007 genoegzaam blijkt dat bij de geduide functies geen sprake is van zeer speciale persoonsgebonden functies, waarbij geregelde uitval in de mate waarin deze in het geval van appellante te verwachten is, verstorend kan werken.
1.5. In hoger beroep heeft appellante aangegeven dat de functies van operator afbindmachine en die van operator productie niet geschikt zijn in verband met het daarbij voorkomende omgevingslawaai. Voorts heeft appellante aangegeven dat thans wel inzichtelijk is waarom de geduide functies gelet op het frequente ziekteverzuim geschikt te achten zijn voor appellante maar dat dit eerst in hoger beroep met de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige van 27 november 2007 op afdoende wijze is toegelicht.
2.1. De Raad overweegt het volgende.
2.2. Tegen de uitspraak van de rechtbank van 19 december 2006 is geen hoger beroep ingesteld. Daarmee is de medische grondslag van het onderhavige bestreden besluit, zoals neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 29 november 2004, vast komen te staan. Appellante kan de juistheid daarvan thans niet meer ter discussie stellen. Appellante is niet beperkt belastbaar geacht op het item geluidsbelasting (3.7.0). De Raad ziet dan ook geen reden om aan te nemen dat de functies van operator afbindmachine en operator productie overig niet geschikt te achten zijn voor appellante. De Raad onderschrijft ter zake het standpunt van de bezwaararbeidsdeskundige zoals neergelegd in haar rapportage van 27 november 2007.
2.3. De Raad onderschrijft voorts het oordeel van de rechtbank dat met de rapportage van 20 februari 2007 genoegzaam is toegelicht dat de geduide functies gelet op het te verwachten ziekteverzuim geschikt te achten zijn voor appellante. De rapportage van 27 november 2007 vormt in dat opzicht niet meer dan een nadere reactie op de in hoger beroep aangevoerde gronden van appellante.
3.1. Gelet op het bovenstaande slaagt het hoger beroep niet.
3.2. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en P.J. Stolk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C. Palmboom als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 april 2009.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A.C. Palmboom.
TM