ECLI:NL:CRVB:2009:BI0259

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/1915 WSF + 08/1916 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering studiefinanciering voor deeltijd kappersopleiding

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank oordeelde dat de besluiten van de IB-Groep om studiefinanciering te weigeren, ongegrond waren. Appellante had studiefinanciering aangevraagd voor een kappersopleiding, maar de IB-Groep weigerde deze op basis van het feit dat appellante een deeltijdopleiding volgde. De rechtbank oordeelde dat appellante ten onrechte studiefinanciering had ontvangen en dat er een schuld was ontstaan. Appellante stelde in hoger beroep dat zij niet op de hoogte was van het feit dat voor deeltijdstudies geen recht op studiefinanciering bestaat, en dat zij op basis van informatie van haar opleidingsinstituut ervan overtuigd was dat zij recht had op deze financiering.

De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellante afgewezen. De Raad oordeelde dat appellante zich had moeten realiseren dat voor een deeltijdopleiding geen studiefinanciering beschikbaar is, zoals vastgelegd in de Wet studiefinanciering 2000. De Raad benadrukte dat het volgen van een deeltijdopleiding niet in aanmerking komt voor studiefinanciering en dat appellante op de hoogte had moeten zijn van deze regelgeving. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om de IB-Groep te veroordelen tot het vergoeden van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden, en werd openbaar uitgesproken op 3 april 2009.

Uitspraak

08/1915 WSF en 08/1916 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 februari 2008, 07/457 en 07/725 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep).
Datum uitspraak: 3 april 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. Th.J.F. Zeegers hoger beroep ingesteld.
De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2009. Appellante was vertegenwoordigd door mr. Zeegers en de IB-Groep door drs. P.M.S. Slagter.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Voor een overzicht van het procesverloop verwijst de Raad naar rubriek 1 van de aangevallen uitspraak.
Voor een overzicht van de wettelijke bepalingen waarop de in beroep bestreden besluiten zijn gebaseerd verwijst de Raad naar rubriek 2, overweging 2.1 van de aangevallen uitspraak.
1.2. De rechtbank is in de aangevallen uitspraak tot het oordeel gekomen dat de beroepen van appellante gericht tegen de besluiten van de IB-Groep om – door middel van herziening – appellante alsnog studiefinanciering te weigeren voor het volgen van een kappersopleiding, vast te stellen dat appellante ten onrechte studiefinanciering – waaronder een OV-kaart – heeft ontvangen en dat een schuld is ontstaan, ongegrond is.
2. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat een herziening als in geding, gelet op artikel 7.1, tweede lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000), slechts mogelijk is op grond van het feit dat een beschikking is genomen waarvan de studerende wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat deze onjuist was. Naar haar mening is de rechtbank ten onrechte tot het oordeel gekomen dat zij wist of redelijkerwijs kon weten dat haar ten onrechte studiefinanciering is toegekend. Zij heeft erop gewezen dat zij op basis van de informatie die zij had verkregen van het Opleidingsinstituut Thomas te Rotterdam, bij welk instituut zij een kappersopleiding volgde, ervan overtuigd was en ook mocht zijn dat zij recht op studiefinanciering had.
3.1. Het hoger beroep slaagt niet.
3.2. Appellante heeft een kappersopleiding gevolgd. Deze opleiding wordt aangeboden zowel in een deeltijdse als in een voltijdse variant. Na controle is gebleken dat appellante stond ingeschreven voor de deeltijdse variant. Zij heeft deze variant ook feitelijk gevolgd. Appellante had één dag per week school. Dat zij – zoals zij heeft aangegeven – soms een tweede dag de school bezocht om huiswerk te maken en te oefenen, maakt een en ander niet anders.
3.3. Voor het volgen van een opleiding in deeltijd bestaat geen recht op studiefinanciering. Dit behoort tot de hoofdlijnen van de Wsf 2000, van welke hoofdlijnen iedere student wordt geacht op de hoogte te zijn. De Raad wijst op zijn vaste rechtspraak, zoals neergelegd in onder andere zijn uitspraak van 27 februari 2004 ( LJN AO5094).
3.4. Nu appellante moet worden geacht er van aanvang af van op de hoogte te zijn geweest dat voor een deeltijdopleiding geen studiefinanciering wordt verstrekt, is voldaan aan het in artikel 7.1, tweede lid, van de Wsf 2000 opgenomen voorschrift dat de studerende redelijkerwijs had kunnen weten dat haar ten onrechte studiefinanciering is toegekend. Hetgeen appellante heeft aangevoerd over de informatie verstrekt door het Opleidingsinstituut Thomas kan gelet hierop niet tot een ander oordeel leiden. De Raad komt dan ook niet toe aan het antwoord op de vraag of het ter zake door appellante gestelde juist is en zo ja, of dit de IB-Groep op enige wijze zou kunnen binden.
3.5. De aangevallen uitspraak dient mitsdien te worden bevestigd.
3.6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
De uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 april 2009.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A.C.A. Wit.
KR