ECLI:NL:CRVB:2009:BI0055
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische en arbeidskundige grondslagen
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen. De rechtbank had het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 1 december 2006, waarin de WAO-uitkering van appellante met ingang van 30 juli 2006 werd herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%, vernietigd. De rechtbank oordeelde dat het besluit op een juiste medische grondslag berustte, maar niet op een juiste arbeidskundige grondslag, omdat niet voldoende was toegelicht dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies voor appellante geschikt waren. De rechtbank besloot dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar schouderklachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen bij het verrichten van arbeid zijn onderschat. Ook stelde zij dat de rechtbank ten onrechte geen deskundigenonderzoek naar haar psychische toestand heeft gelast en dat de rechtbank de in beroep aangevoerde bezwaren van arbeidskundige aard ten onrechte heeft verworpen. De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden van appellante in hoger beroep afdoende besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en concludeert dat de door appellante overgelegde brief van orthopeed J. Frejlach niet leidt tot een ander oordeel, omdat deze brief betrekking heeft op een latere datum dan de datum in geding.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat er geen termen aanwezig zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op 3 april 2009.