ECLI:NL:CRVB:2009:BH9922

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-5568 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van arbeidsongeschiktheidsuitkering op basis van onvoldoende medische gegevens

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 maart 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in Marokko woont. Appellant had eerder een verzoek ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Het Uwv had op 12 januari 2005 besloten om de uitkeringen te weigeren, omdat appellant ten tijde van het intreden van zijn arbeidsongeschiktheid niet verzekerd was onder deze wetten. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard op 23 augustus 2007.

De Centrale Raad van Beroep heeft het procesverloop en de overwegingen van de rechtbank overgenomen. De Raad oordeelde dat er geen medische gegevens beschikbaar waren die konden aantonen dat appellant arbeidsongeschikt was geworden in de periode waarin hij verzekerd was voor de AAW en/of de WAO. Appellant had pas in 1999 een uitkering aangevraagd en had zich pas in juli 2003 beschikbaar gesteld voor een medisch onderzoek. De Raad concludeerde dat het risico van onduidelijkheid omtrent het tijdstip van het intreden van arbeidsongeschiktheid voor rekening van appellant kwam.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen nieuwe gezichtspunten naar voren waren gebracht die tot een ander oordeel konden leiden. De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van griffier W. Altenaar, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

07/5568 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 augustus 2007, 05/4586 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 26 maart 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant is tot 7 april 1992 in Nederland werkzaam geweest en vervolgens naar Marokko teruggekeerd. Op 26 november 1999 heeft hij zich via de Caisse Nationale de Sécurité Sociale (CNSS) tot het Uwv gewend met een verzoek om een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Bij besluit van 12 januari 2005 zijn appellant uitkeringen ingevolge de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) geweigerd onder overweging dat appellant ten tijde van het intreden van zijn arbeidsongeschiktheid niet verzekerd was ingevolge deze wetten.
1.2. Bij het bestreden besluit van 26 augustus 2005 heeft het Uwv zijn besluit van
12 januari 2005 na bezwaar gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe - kort gezegd - overwogen dat geen medische gegevens voorhanden zijn waaruit blijkt dat appellant arbeidsongeschikt is geworden in de periode waarin hij verzekerd was voor de AAW en/of de WAO. Daarbij is erop gewezen dat appellant eerst in 1999 een uitkering heeft aangevraagd en dat het tot in juli 2003 heeft geduurd voordat hij zich voor een medisch onderzoek beschikbaar stelde. Naar het oordeel van de rechtbank komt het risico van onduidelijkheid omtrent het tijdstip van het intreden van arbeidsongeschiktheid onder deze omstandigheden voor rekening van appellant.
3. De Raad kan zich geheel vinden in hetgeen de rechtbank heeft overwogen en maakt deze overwegingen tot de zijne. Hetgeen appellant in hoger beroep naar voren heeft gebracht bevat geen nieuwe gezichtspunten en kan derhalve niet tot een ander oordeel leiden.
4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2009.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) W. Altenaar.
IA