ECLI:NL:CRVB:2009:BH9289

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-6218 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. B.J.M. de Leest, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De rechtbank had op 27 september 2007 een uitspraak gedaan in een geschil tussen appellante en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Op 24 november 2008 heeft appellante het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv gedeeltelijk aan haar bezwaren tegemoet was gekomen. Appellante verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten, maar het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het hoger beroep is ingetrokken op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, dat bepaalt dat het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoetkomt. De Raad heeft geoordeeld dat er termen aanwezig zijn om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 644,-- in beroep en € 644,-- in hoger beroep, wat een totaalbedrag van € 1.288,-- oplevert.

De uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, met P.N. Rijnsewijn als griffier, en is openbaar uitgesproken op 25 maart 2009. De Raad heeft de beslissing genomen om het Uwv te veroordelen in de kosten van appellante, die door het Uwv moeten worden betaald.

Uitspraak

07/6218 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met de artikelen 8:73a en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 27 september 2007, 07/658 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv).
Datum uitspraak: 25 maart 2009.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. B.J.M. de Leest, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Bij brief van 24 november 2008 heeft voornoemde gemachtigde namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat het hoger beroep is ingetrokken omdat het Uwv gedeeltelijk aan de bezwaren van appellante is tegemoet gekomen.
De Raad acht termen aanwezig om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante wegens verleende rechtsbijstand, begroot op € 644,-- in beroep en € 644,-- in hoger beroep, in totaal derhalve € 1.288,--.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsorgaan werknemersverzekeringen in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.288,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.N. Rijnsewijn als griffier, uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2009.
(get.) B.M. van Dun.
(get.) P.N. Rijnsewijn.
BvW