ECLI:NL:CRVB:2009:BH8856

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/2441 AW-V + 08/2551 AW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van hoger beroep en verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 maart 2009 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep. Het hoger beroep was ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 januari 2008. De Raad had eerder, op 18 september 2008, het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat appellant het beroepschrift niet tijdig had ingediend. Appellant voerde in verzet aan dat hij en zijn raadsman pas na de verzending van de uitspraak op 13 maart 2008 op de hoogte waren gesteld van de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank de uitspraak op 11 januari 2008 per aangetekende post had verzonden naar de gemachtigde van appellant. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de bekendmaking van een besluit pas geldig op de dag dat de aangetekende brief ter post is bezorgd, wat betekent dat de termijn voor het indienen van hoger beroep op 12 januari 2008 was begonnen. Appellant had geen bewijs geleverd dat de aangetekende brief niet op de gebruikelijke wijze was verwerkt door het postbedrijf. De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat appellant niet in verzuim was geweest. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

08/2441 AW-V + 08/2551 AW-V
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 januari 2008, 06/476 en 06/4269, (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Staatssecretaris van Financiën, (hierna: staatssecretaris)
Datum uitspraak: 19 maart 2009
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet van 18 september 2008 heeft de Raad het door appellant op 22 april 2008 per faxbericht ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak van 8 januari 2008 niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 18 september 2008 heeft appellant verzet gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2009. Voor appellant is verschenen mr. G.P. Dayala, advocaat te Amsterdam. De staatssecretaris is met voorbericht niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De uitspraak van de Raad van 18 september 2008 berust hierop, dat appellant het hoger beroepschrift niet tijdig heeft ingediend en er geen reden is aangevoerd waarom redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
1.1. In verzet is door appellant aangevoerd dat zijn raadsman en hij eerst na de verzending van de aangevallen uitspraak op 13 maart 2008 in kennis zijn gesteld van de uitspraak van de rechtbank van 8 januari 2008 en dat niet is aangetoond dat hij of zijn raadsman het bericht daadwerkelijk eerder heeft ontvangen.
1.2. De Raad stelt vast dat de rechtbank de uitspraak van 8 januari 2008 op 11 januari 2008 per aangetekende post aan de gemachtigde van appellant heeft toegezonden. Ingevolge artikel 3:41 van de Awb geschiedt de bekendmaking van een besluit als het onderhavige door toezending of uitreiking aan de belanghebbende tot wie het is gericht. De wet laat geen ruimte om als datum van bekendmaking een andere dag aan te merken dan die waarop de aangetekende brief ter post is bezorgd. De hoger beroepstermijn is ingevolge artikel 6:8 van de Awb derhalve op 12 januari 2008 aangevangen.
1.3. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Door de gemachtigde van appellant is aangevoerd dat hij geen kennisgeving van de aanbieding van aangetekende post op zijn adres heeft aangetroffen. Het poststuk is daarom niet door hem op het postkantoor afgehaald.
1.4. De gemachtigde van appellant heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat de aangetekende brief met de aangevallen uitspraak door het postbedrijf niet op de gebruikelijke wijze is verwerkt en aangeboden. Aangezien verder evenmin feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die zouden kunnen meebrengen dat het niet afhalen van het poststuk aan appellant niet zou moeten worden toegerekend, bestaat er geen grond voor het oordeel dat appellant niet in verzuim is geweest.
2. Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en M.C. Bruning en A.A.M. Mollee. De beslissing is, in tegenwoordigheid van K. Moaddine als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2009.
(get.) J.G. Treffers.
(get.) K. Moaddine.
HD