ECLI:NL:CRVB:2009:BH8278
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.P.J. Goorden
- P.J. Jansen
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Weigering van ziekengeld op basis van psychische klachten en medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om de weigering van ziekengeld aan appellant, die zich ziek had gemeld met psychische klachten. Appellant, voorheen werkzaam als gastheer in een verpleeghuis, meldde zich op 9 september 2005 ziek. Na onderzoek door verzekeringsarts P.H. van der Heijden op 11 april 2006, werd vastgesteld dat appellant leed aan een paranoïde persoonlijkheidsstoornis, maar dat hij in staat was om zijn werk te verrichten. Het Uwv verklaarde appellant met ingang van 17 april 2006 hersteld. Appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard door het Uwv. De rechtbank Rotterdam bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 13 juni 2007.
Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat het Uwv niet zorgvuldig had gehandeld en dat de rapportage van psycholoog C.P.M. Willemse, die stelde dat appellant niet in staat was om te werken, niet was meegenomen in de beoordeling. De bezwaarverzekeringsarts V.K. Ramautar had echter geen aanleiding gezien om nadere informatie van Willemse op te vragen, omdat hij geen behandelaar was van appellant en de eigen bevindingen voldoende waren. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig onderzoek hadden verricht en dat er geen reden was om aan de juistheid van hun conclusies te twijfelen.
De Raad concludeerde dat het Uwv op juiste gronden had besloten dat appellant met ingang van 17 april 2006 geen recht meer had op ziekengeld. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.