[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 9 oktober 2007, 07/871 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 20 maart 2009
Namens appellant heeft mr. J.J.M. Boot, advocaat te Steenbergen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 6 februari 2009. Appellant en zijn gemachtigde zijn daarbij niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. W.P.F. Oosterbos.
1.1. Appellant was laatstelijk werkzaam als voltijds werkplaatschef van een autopoetsbedrijf toen hij zich op 14 juni 2004 voor die werkzaamheden ziek meldde wegens klachten aan de rechterhand tengevolge van een steekpartij.
1.2. Bij besluit van 28 juni 2006 heeft het Uwv geweigerd appellant met ingang van 12 juni 2006 in aanmerking te brengen voor een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), op de grond dat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid per die datum minder dan 35% bedraagt.
1.3. Bij het besluit van 5 januari 2007 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 28 juni 2006 ongegrond verklaard.
2.1. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en dat het besluit op een voldoende medische grondslag berust.
2.2. Ten aanzien van de arbeidskundige grondslag heeft de rechtbank echter vastgesteld dat de functies waarop de schatting was gebaseerd in beroep zijn komen te vervallen. In plaats daarvan is de schatting gebaseerd op de functies van portier, toezichthouder (sbc-code 342021), parkeercontroleur (sbc-code 342022) en productiemedewerker textiel, geen kleding (sbc-code 272043). Deze drie functies waren ook reeds aan de primaire beoordeling ten grondslag gelegd. Tevens is door bezwaararbeidsdeskundige J. Kalthof in beroep op 21 mei 2007 nader gerapporteerd naar aanleiding van het laten vervallen van de maximering van de maatmanomvang tot 38 uur. Uitgaande van een maatmanomvang van 40 uren is het verlies aan verdiencapaciteit vastgesteld op 31,41%, zodat de mate van arbeidsongeschiktheid ongewijzigd minder dan 35% blijft. Nu het bestreden besluit eerst in beroep is voorzien van een toereikende arbeidskundige onderbouwing, heeft de rechtbank dit besluit vernietigd, maar heeft zij de rechtsgevolgen ervan in stand gelaten.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij niet in staat is om de geduide functies uit te voeren omdat hij daarvoor onvoldoende Nederlands spreekt. Daarnaast is de functie van productiemedewerker textiel (sbc-code 272043) niet geschikt omdat appellant in zijn rechterhand niet (meer) de daarvoor vereiste fijne motoriek heeft.
4.1. De Raad stelt in de eerste plaats vast dat namens appellant in hoger beroep geen gronden zijn aangevoerd tegen de medische grondslag van het bestreden besluit.
4.2.1. Wat betreft de taalvaardigheid van appellant is de Raad met het Uwv van oordeel dat appellant geacht moet worden te beschikken over een voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het uitoefenen van de geduide functies. Daarbij neemt de Raad in aanmerking dat appellant laatstelijk werkzaam is geweest als werkplaatschef bij een autopoetsbedrijf, en uit dien hoofde geacht kan worden te beschikken over de - bescheiden - vaardigheden die in de functies worden gevraagd inzake beheersing van de Nederlandse taal. Voorts blijkt uit de gedingstukken, waarbij het Uwv in het bijzonder heeft gewezen op de arbeidskundige rapporten van 8 juni 2005 en 13 juni 2006, dat appellant goed Nederlands spreekt. De Raad ziet in hetgeen hierover in hoger beroep is aangevoerd geen aanleiding om aan die bevindingen te twijfelen.
4.2.2. Voorts is de Raad van oordeel dat het Uwv met het arbeidskundige rapport van 27 december 2006 voldoende heeft gemotiveerd dat de functies in medisch opzicht passend te achten zijn voor appellant, ook wat betreft het aspect fijne motoriek in de functie van coupeuse (sbc-code 272043). Ter zitting is namens het Uwv daarover nog toegelicht dat de handelingen in die functie waarbij een fijne motoriek is vereist, naar keuze ook kunnen worden uitgevoerd met de linkerhand.
4.3. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
5. De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling van een partij in de proceskosten van een andere partij.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en R. Kruisdijk en F.P. Dresselhuys-Doeleman als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier, uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2009.
(get.) T.J. van der Torn.