ECLI:NL:CRVB:2009:BH7300
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- R. Kruisdijk
- F.P. Dresselhuys-Doeleman
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en niet-ontvankelijkheid van bezwaar
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Bij besluit van 1 augustus 2006 heeft het Uwv de uitkering van appellant herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%, met ingang van 2 oktober 2006. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit bezwaar bij besluit van 1 december 2006 niet-ontvankelijk verklaard wegens een niet verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn. Appellant heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze niet-ontvankelijkverklaring, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat er geen redenen waren om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
In hoger beroep heeft appellant medische gegevens overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat hij door zijn (psychische) gezondheidssituatie niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gedurende de bezwaartermijn niet in staat was om een bezwaarschrift in te dienen. De Raad heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift buiten de geldende bezwaartermijn van zes weken was ingediend en dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellant verworpen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J.W. Schuttel als voorzitter en R. Kruisdijk en F.P. Dresselhuys-Doeleman als leden, en is openbaar uitgesproken op 20 maart 2009.