08/4238 AKW
08/4237 AKW, 08/4239 AKW
op de hoger beroepen van:
[appellant 1], wonende te [B.], Zuid-Afrika en [appellant 2], wonende te [A.], Ethiopië (hierna ook: appellanten),
tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam van 12 juni 2008, 07/2910 (hierna: aangevallen uitspraak 1), en van 13 juni 2008, 07/2911 en 07/4465 (hierna: aangevallen uitspraak 2),
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 19 februari 2009
Namens appellanten heeft mr. J. de Hoog, werkzaam bij Transmissie te Gorinchem, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraken 1 en 2. Daarbij is namens appellanten tevens verzocht om versnelde behandeling van het beroep, als bedoeld in artikel 8:52 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en om gevoegde behandeling als bedoeld in artikel 8:14 van de Awb.
In antwoord hierop heeft de Raad, bij brief van 27 augustus 2008, de gemachtigde laten weten geen aanleiding te zien tot versnelde behandeling over te gaan, maar wel te zullen streven naar een spoedige behandeling. Tevens heeft de Raad laten weten de gedingen gevoegd te zullen behandelen.
De Svb heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2009. Namens appellanten is mr. De Hoog verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. A. Marijnissen.
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellanten zijn beiden, met hun gezin, woonachtig in het buitenland, teneinde aldaar ontwikkelingswerk te verrichten. [appellant 1] (hierna ook: appellant 1) is in augustus 2006 vertrokken naar Zuid-Afrika om ontwikkelingswerk te verrichten voor de Stichting Schild van Geloof, terwijl [appellant 2] (hierna ook: appellant 2) in januari 2005 naar Ethiopië is vertrokken om te werken voor de Stichting Jeugd met een Opdracht. Beide genoemde Stichtingen zijn aangesloten bij de Stichting Evangelische Zendingsalliantie.
1.2. Vanwege het vertrek naar het buitenland voor langere tijd heeft de Svb besloten aan appellanten geen kinderbijslag meer toe te kennen, aangezien zij niet meer verzekerd waren voor de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Voor appellant 1 is dit neergelegd in een besluit van 22 februari 2007, voor appellant 2 in een besluit van 27 maart 2007.
1.3. Appellanten bestrijden dit standpunt door te wijzen op het feit dat zij, als ontwikkelingswerkers, werkzaamheden in het algemeen belang verrichten en zij daarom hun in Nederland verkregen recht op kinderbijslag behouden op grond van de artikelen 7b, vierde lid, van de AKW en 1 en 6 van het Besluit afwijkende regels beperking export uitkeringen (hierna: Besluit).
1.4. In de besluiten op bezwaar van respectievelijk 13 juni 2007 en 12 juni 2007 heeft de Svb de bezwaren ongegrond verklaard. Daarbij heeft de Svb overwogen dat appellanten niet verzekerd zijn voor de AKW omdat zij niet aangemerkt kunnen worden als ingezetene. Ten aanzien van in het buitenland wonende verzekerden is met de Wet Beperking Export Uitkeringen (Wet BEU) artikel 7b van de AKW ingevoerd. Uit dit artikel blijkt dat geen wijziging wordt gebracht in iemands verzekeringspositie, maar dat bij verblijf in het buitenland het recht op kinderbijslag beëindigd kan worden. Het feit dat appellanten in het algemeen belang zijn uitgezonden kan er slechts toe leiden dat de Wet BEU niet op hen van toepassing is, maar heeft volgens de Svb geen enkele betekenis voor de vaststelling of zij al dan niet verzekerd zijn voor de volksverzekeringen.
2. De rechtbank heeft zich in de aangevallen uitspraken kunnen vinden in dit standpunt.
3. In hoger beroep bestrijden appellanten deze uitspraken met in grote lijnen dezelfde argumenten als in bezwaar en beroep. Tevens hebben zij een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, waarbij ze hebben gewezen op informatie op websites en publicaties van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Postbus 51 en de Sociale verzekeringsbank.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat appellanten naar het buitenland zijn vertrokken en dat zij, vanaf dat moment, geen ingezetenen meer waren. In geschil is of zij op grond van artikel 7b, vierde lid, van de AKW juncto de artikelen 1 en 6 van het Besluit aanspraak kunnen maken op kinderbijslag.
4.2. Met de rechtbank en de Svb is de Raad van oordeel dat dit niet het geval is. Artikel 7b, van de AKW luidt:
“1. Geen recht op kinderbijslag heeft de verzekerde die op de eerste dag van een kalenderkwartaal niet in Nederland woont. Evenmin heeft de verzekerde recht op kinderbijslag ten behoeve van het eigen kind, het aangehuwde kind of het pleegkind, indien dat kind op de eerste dag van een kalenderkwartaal niet in Nederland woont.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de verzekerde dan wel dat kind op de eerste dag van een kalenderkwartaal woont in een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op kinderbijslag kan bestaan.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de verzekerde indien hij dan wel het eigen kind, het aangehuwde kind of het pleegkind op de eerste dag van een kalenderkwartaal niet in Nederland woont doch langer dan drie maanden onafgebroken in Nederland verblijft.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van het eerste lid afwijkende regels worden gesteld ten gunste van:
a. de verzekerde, die werkzaamheden verricht in het algemeen belang en niet in Nederland woont;
b. de verzekerde, die in de Nederlandse Antillen of Aruba woont; of
c. de gezinsleden van de in de onderdelen a of b bedoelde verzekerde.
5. Onze Minister deelt mede in welke landen op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op kinderbijslag kan bestaan. In deze mededeling wordt tevens opgenomen:
a. de vindplaats van het desbetreffende verdrag of besluit, en
b. de eventueel in dat verdrag of besluit aanwezige beperkingen.”
4.3. Uit de tekst van dit artikel, met name ook uit het vierde lid daarvan, blijkt dat de wetgever als uitgangspunt heeft genomen de verzekerde. Wie verzekerd is voor de AKW is geregeld in de artikelen 6 en 6a van de AKW en de nadere regelgeving die daarop is gebaseerd. Appellanten kunnen aan deze wet- en regelgeving geen verzekering voor de AKW ontlenen. Nu zij niet verzekerd zijn, is het bepaalde in artikel 7b van de AKW voor hen niet van betekenis. De stelling van appellanten dat de wetgever heeft beoogd met artikel 7b, vierde lid, van de AKW een uitzondering te scheppen voor ontwikkelingswerkers kan de Raad niet volgen, nu de tekst van de AKW daartoe geen basis biedt.
4.4. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel ziet de Raad geen grond. De informatie waarnaar appellanten hebben verwezen is informatie van algemene aard en ziet slechts op de gevolgen van de inwerkingtreding van de Wet BEU. Er is geen sprake van concrete toezeggingen. Dat aan appellant 1 in eerste instantie is bericht dat hij zijn recht op kinderbijslag zou behouden bij vertrek naar het buitenland en hem feitelijk ook een kwartaal kinderbijslag is uitbetaald leidt evenmin tot de conclusie dat de besluiten in strijd met het vertrouwensbeginsel zijn genomen. Dit eerdere besluit was gebaseerd op een onjuist uitgangspunt van de Svb omtrent artikel 7b van de AKW. Door het ten onrechte betaalde kwartaal aan kinderbijslag niet van appellant 1 terug te vorderen is voldoende recht gedaan aan het rechtszekerheidsbeginsel.
4.5. Bij separaat besluit van 28 juni 2007 heeft de Svb appellant 2 laten weten geen aanleiding te zien toepassing te geven aan artikel 24 van het Besluit uitbreiding en beperking kring der verzekerden volksverzekeringen 1999 (KB 746). Hiertoe heeft de Svb overwogen dat toepassing van artikel 24 van het KB 746 alleen mogelijk is als iemand op grond van een bepaling in dit KB is uitgesloten van de kring van verzekerden, dan wel onder de kring van verzekerden is gebracht. Nu appellant 2 op grond van de AKW zelf niet onder de kring van verzekerden valt, is toepassing van het KB niet aan de orde. De rechtbank heeft zich, in aangevallen uitspraak 2 met dit standpunt kunnen verenigen.
4.6. Ook de Raad ziet geen aanleiding hieromtrent tot een ander standpunt te komen. Uit het voorgaande volgt dat ook appellant 2 niet verzekerd is op grond van de artikelen 6 en 6a van de AKW, zodat toepassing van artikel 24 van het KB 746 niet aan de orde is.
5. De aangevallen uitspraken komen derhalve voor bevestiging in aanmerking.
6. De Raad ziet geen aanleiding toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb en beslist als volgt.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en T.L. de Vries en H.J. Simon als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2009.
(get.) M.M. van der Kade.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzeker-den.