ECLI:NL:CRVB:2009:BH6139

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-969 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om een ANW-uitkering wegens gebrek aan verzekering van de echtgenoot

In deze zaak heeft appellante, woonachtig in Marokko, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die haar beroep tegen de afwijzing van haar aanvraag om een nabestaanden- en halfwezenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) ongegrond had verklaard. De aanvraag was afgewezen door de Sociale verzekeringsbank (Svb) op de grond dat de echtgenoot van appellante op het moment van zijn overlijden, 25 juli 2005, niet verzekerd was voor de ANW. De rechtbank heeft deze afwijzing bevestigd, waarop appellante in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden in Marokko woonde en niet meer werkzaam was in Nederland, waardoor hij niet verzekerd was krachtens de ANW. De Raad heeft ook opgemerkt dat de echtgenoot niet gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zich vrijwillig te verzekeren voor de ANW, wat zijn recht op een nabestaandenuitkering verder ondermijnt. Bovendien is vastgesteld dat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden ook niet verzekerd was volgens de Marokkaanse wetgeving, wat betekent dat er geen aanspraak kan worden gemaakt op een Nederlandse nabestaandenuitkering op basis van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko.

De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet kan slagen en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van griffier W. Altenaar, en is openbaar uitgesproken op 26 februari 2009.

Uitspraak

08/969 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 januari 2008, 06/2112 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 26 februari 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2008. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Verbeek.
II. OVERWEGINGEN
1.1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.2. Appellante, woonachtig in Marokko, heeft de Svb bij brief van 7 november 2005 verzocht haar een nabestaanden- en halfwezenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) toe te kennen, in verband met het overlijden van haar echtgenoot op 25 juli 2005. Haar echtgenoot, die eveneens woonachtig was in Marokko, ontving op het moment van zijn overlijden een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW).
1.3. Bij besluit van 23 december 2005 heeft de Svb de aanvraag van appellante afgewezen op de grond dat haar echtgenoot op de datum van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW.
1.4. Bij besluit van 10 maart 2006 heeft de Svb het bezwaar van appellante tegen het besluit van 23 december 2005 ongegrond verklaard.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 10 maart 2006 ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2. Tussen partijen is in hoger beroep in geschil of de rechtbank bij de aangevallen uitspraak terecht het standpunt van de Svb heeft onderschreven dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden op 25 juli 2005 niet verzekerd was krachtens de ANW. Dienaangaande overweegt de Raad het volgende.
4.3. Ingevolge artikel 13 van de ANW is verzekerd krachtens die wet degene die ingezetene is of die geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Nu de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden in Marokko woonde en niet meer werkzaam was in Nederland, was hij toen op grond van deze bepaling niet verzekerd.
4.4. Personen die tot 1 januari 2000 verplicht verzekerd waren krachtens de volksverzekeringen op grond van - het met ingang van die datum vervallen - artikel 26 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen van 24 december 1998, zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld zich vanaf 1 januari 2000 vrijwillig te verzekeren krachtens onder meer de ANW. Niet is gebleken dat de echtgenoot van appellante van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt. Dit betekent dat de echtgenoot van appellante op 25 juli 2005 niet verzekerd was krachtens de ANW, zodat geen aanspraak bestaat op een nabestaandenuitkering krachtens die wet.
4.5. Voorts stelt de Raad vast dat door appellante niet is betwist dat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was krachtens de Marokkaanse wetgeving, zodat ook op grond van artikel 22 van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko geen aanspraak op een Nederlandse nabestaandenuitkering kan bestaan.
4.6. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2009.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) W. Altenaar.
IA
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzeker-den.