ECLI:NL:CRVB:2009:BH5763
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- P.J. Jansen
- R.H. de Bock
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak over het recht op ziekengeld en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 maart 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar ziekengeld te beëindigen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht, die had geoordeeld dat appellante per 26 mei 2005 niet meer ongeschikt was voor het verrichten van haar arbeid. Appellante had in het verleden gewerkt als telefoniste/receptioniste en schoonmaakster, maar het Uwv had vastgesteld dat zij op en na de genoemde datum weer in staat was om haar werkzaamheden te verrichten.
De Raad oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat appellante niet geschikt was voor de functie van telefoniste/receptioniste, zoals eerder door een bezwaararbeidsdeskundige was vastgesteld. De Raad nam daarbij in overweging dat de rug- en psychische klachten van appellante bekend waren bij het Uwv en dat er geen nieuwe informatie was die de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts zou kunnen ondermijnen. Appellante had aangevoerd dat er nadere informatie van het Riagg had moeten worden opgevraagd, maar de Raad vond deze stelling niet onderbouwd.
De uitspraak van de Raad bevestigde dat de eerdere beslissing van het Uwv om het recht op ziekengeld te beëindigen terecht was. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en concludeerde dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, J.M. Tason Avila, en de zitting vond plaats op 28 januari 2009, waarbij appellante niet aanwezig was.