ECLI:NL:CRVB:2009:BH5567

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-1992 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet ongegrond wegens termijnoverschrijding griffierecht in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 februari 2009 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van 13 augustus 2008, waarin haar hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De zaak betreft een geschil tussen appellante en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank Utrecht van 12 februari 2008. Appellante had verzet aangetekend omdat zij meende dat zij door omstandigheden, waaronder een gedwongen opname in een psychiatrische instelling, niet in staat was om het griffierecht tijdig te voldoen.

De Raad overwoog dat de brief waarin appellante werd gewezen op de betalingsverplichting, al vóór haar opname was verzonden. Tevens was appellante in verschillende correspondenties geïnformeerd over haar verplichtingen met betrekking tot het griffierecht. De Raad concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat zij betalingsonmachtig was en dat zij niet in verzuim was geweest.

Daarom werd het verzet ongegrond verklaard. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van griffier A. Badermann, en openbaar uitgesproken op 25 februari 2009.

Uitspraak

08/1992 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 12 februari 2008, 07/3539 en 07/3603 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht.
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 13 augustus 2008 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen voornoemde uitspraak heeft appellante verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 28 januari 2008, alwaar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 13 augustus 2008 berust op de overwegingen dat het griffierecht niet binnen de daartoe gestelde termijn is voldaan, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
In het verzetschrift geeft appellante aan dat vanwege het instellen van een Rechterlijke machtiging in de periode van 17 juli 2008 tot en met 17 januari 2009 en de gedwongen opname in een gesloten psychiatrische afdeling van het UMC op 25 juli 2008, appellante niet in staat was te reageren op de brief van 30 juni 2008 waarin appelante nogmaals in de gelegenheid is gesteld het griffierecht te betalen en is gewezen op niet-ontvankelijk verklaring van het hoger beroep bij overschrijding van de betalingstermijn.
De Raad merkt ten eerste op dat de brief van 30 juni 2008 is verzonden ruimschoots voordat appellante werd opgenomen. Voorts is appellante in verscheidene brieven te kennen gegeven dat de betaling van het griffierecht een wettelijke verplichting is. Bij schrijven van 12 juni 2008 is appellante gewezen op de mogelijkheid om een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van het griffierecht in te dienen bij het College van burgemeester en wethouders van haar woonplaats. Appellante heeft niet kunnen aantonen betalingsonmachtig te zijn om het griffierecht te voldoen. Daarentegen heeft appellante bij herhaling gesteld dat zij recht heeft op bijstand, zonder verplichtingen zoals het betalen van griffierecht. Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Badermann als griffier, uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2009.
(get.) A.B.J. van der Ham.
(get.) A. Badermann.
IJ