ECLI:NL:CRVB:2009:BH4797
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Riphagen
- H. Bedee
- B. Barentsen
- Rechtspraak.nl
Opheffing van de schorsing van Wajong-uitkering en voortzetting naar arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 februari 2005. Appellante, vertegenwoordigd door mr. C.A. Madern, heeft hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat de schorsing van haar Wajong-uitkering opheft en deze uitkering ongewijzigd voortzet naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarop zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 4 maart 2009 uitspraak gedaan. De Raad overweegt dat de gestelde aanspraken op een WAO-uitkering in dit geding niet aan de orde zijn, omdat het bestreden besluit uitsluitend betrekking heeft op de Wajong-uitkering. Appellante had geen zelfstandige grieven aangevoerd tegen de opheffing van de schorsing van de Wajong-uitkering en de ongewijzigde voortzetting ervan. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet kan slagen.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J. Riphagen als voorzitter en H. Bedee en B. Barentsen als leden. De beslissing is in tegenwoordigheid van griffier R.L. Rijnen uitgesproken in het openbaar. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen aan appellante.