ECLI:NL:CRVB:2009:BH4492
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.P.J. Goorden
- J.F. Bandringa
- P.J. Jansen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering wegens minder dan 15% arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de intrekking van haar WAO-uitkering werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 25 februari 2009 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W.C. de Jonge, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv om haar uitkering per 19 maart 2006 in te trekken, omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 15% zou zijn. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard, waarop appellante in hoger beroep ging.
De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld, waaronder de stelling dat het Uwv onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar haar medische beperkingen. De Raad concludeert dat het medisch onderzoek door het Uwv niet onzorgvuldig was en dat de rechtbank terecht oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts de juiste conclusies heeft getrokken uit de medische gegevens. De Raad verwijst naar een brief van de behandelend reumatoloog, waarin wordt gesteld dat de gewrichtsklachten van appellante afnemen met de therapie, en dat er geen behandeling voor psoriasis plaatsvindt.
Daarnaast heeft appellante aangevoerd dat haar angst voor Antilliaanse mannen niet voldoende is onderzocht. De Raad stelt vast dat deze angst als een medisch probleem wordt erkend en dat er beperkingen zijn opgenomen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). De Raad oordeelt dat de geselecteerde functies medisch geschikt zijn voor appellante, ondanks haar beperkingen. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.