ECLI:NL:CRVB:2009:BH4049

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-5142 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WAO-schatting en medische beperkingen in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, die op 19 juli 2007 het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had in een besluit van 15 mei 2006 aan appellant meegedeeld dat zijn arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 25 tot 35%. Appellant was het niet eens met deze vaststelling en stelde dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische en fysieke klachten. Hij verwees naar rapportages van neuroloog dr. J.F. de Rijk en psychiater drs. P.W. Pasmans, die volgens hem wezen op verdergaande beperkingen.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 18 februari 2009 uitspraak gedaan in deze zaak. De Raad oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat de medische beperkingen van appellant correct waren vastgesteld. De Raad nam de rapportages van De Rijk en Pasmans in overweging, maar concludeerde dat de bezwaarverzekeringsarts P.M.H-J. Tjen voldoende rekening had gehouden met de bevindingen van Pasmans. De Raad vond de opmerking van Pasmans over de arbeidsrol van appellant onvoldoende onderbouwd en oordeelde dat er geen andere medische informatie was die de zorgvuldigheid van de beoordeling door het Uwv in twijfel trok.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant in staat was om de werkzaamheden te verrichten die verbonden waren aan de functies van productiemedewerker industrie, samensteller metaalwaren en productiemedewerker textiel. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet kon slagen en dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

07/5142 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 19 juli 2007, 07/119 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 18 februari 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.H.M.J. Pelckmans, advocaat te Venray, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 januari 2009. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. J.J.F.G. Teunissen, kantoorgenoot van mr. Pelckmans. Het Uwv heeft zich, na bericht, niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 15 mei 2006 heeft het Uwv aan appellant meegedeeld dat zijn uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering ongewijzigd dient te worden vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
2. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Daarbij heeft hij, onder verwijzing naar rapportages van neuroloog dr. J.F. de Rijk en psychiater drs. P.W. Pasmans, gesteld dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn psychische en fysieke klachten en dat hij op tal van aspecten meer beperkingen ondervindt dan waarvan het Uwv uitgaat. Bij besluit van 3 januari 2007 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft zich – kort weergegeven – kunnen verenigen met de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit.
4. In hoger beroep heeft appellant – kort weergegeven – benadrukt dat op grond van de rapportages van de in het kader van een letselschadezaak ingeschakelde deskundigen De Rijk en Pasmans verdergaande beperkingen dienen te worden aangenomen en dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek door het Uwv onvoldoende zorgvuldig heeft plaatsgevonden.
5. De Raad overweegt het volgende.
5.1. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek vanwege het Uwv voldoende zorgvuldig heeft plaatsgevonden en dat de beperkingen van appellant daarbij op juiste wijze zijn vastgesteld. De rapportages van De Rijk en Pasmans zijn in de afweging betrokken. De bezwaarverzekeringsarts P.M.H-J. Tjen heeft gemotiveerd waarom hij heeft afgezien van een lichamelijk onderzoek van appellant. De in bezwaar overgelegde rapportage van Pasmans is voor deze bezwaarverzekeringsarts aanleiding geweest in de Functionele Mogelijkheden Lijst aanvullende beperkingen op te nemen. De Raad ziet niet dat de bezwaarverzekeringsarts Tjen daarbij in onvoldoende mate rekening zou hebben gehouden met de bevindingen van Pasmans. De opmerking van Pasmans over de arbeidsrol van appellant acht de Raad onvoldoende onderbouwd en noopte het Uwv niet om daar verdergaande gevolgen aan te verbinden. Andere medische informatie die de zorgvuldigheid of de juistheid van de verzekeringsgeneeskundige beoordeling door het Uwv in twijfel zou kunnen trekken is door appellant niet in geding gebracht.
5.2. De Raad kan zich voorts verenigen met hetgeen de rechtbank heeft overwogen over de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. Uitgaande van de juiste vaststelling van de medische beperkingen van appellant moet ervan worden uitgegaan dat hij in staat is tot het verrichten van de werkzaamheden verbonden aan de hem geduide functies van productiemedewerker industrie, samensteller metaalwaren en productiemedewerker textiel, geen kleding. De bij deze functies voorkomende signaleringen van mogelijke overschrijdingen van de belastbaarheid van appellant acht de Raad in de arbeidskundige rapportages van het Uwv al met al voldoende toegelicht.
6. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
7. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H. Bolt als voorzitter en J. Brand en H. Bedee als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2009.
(get.) H. Bolt.
(get.) I.R.A. van Raaij.
CVG