ECLI:NL:CRVB:2009:BH4049
Centrale Raad van Beroep
Beoordeling van de WAO-schatting en medische beperkingen in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, die op 19 juli 2007 het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had in een besluit van 15 mei 2006 aan appellant meegedeeld dat zijn arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 25 tot 35%. Appellant was het niet eens met deze vaststelling en stelde dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische en fysieke klachten. Hij verwees naar rapportages van neuroloog dr. J.F. de Rijk en psychiater drs. P.W. Pasmans, die volgens hem wezen op verdergaande beperkingen.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 18 februari 2009 uitspraak gedaan in deze zaak. De Raad oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat de medische beperkingen van appellant correct waren vastgesteld. De Raad nam de rapportages van De Rijk en Pasmans in overweging, maar concludeerde dat de bezwaarverzekeringsarts P.M.H-J. Tjen voldoende rekening had gehouden met de bevindingen van Pasmans. De Raad vond de opmerking van Pasmans over de arbeidsrol van appellant onvoldoende onderbouwd en oordeelde dat er geen andere medische informatie was die de zorgvuldigheid van de beoordeling door het Uwv in twijfel trok.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant in staat was om de werkzaamheden te verrichten die verbonden waren aan de functies van productiemedewerker industrie, samensteller metaalwaren en productiemedewerker textiel. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet kon slagen en dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.