ECLI:NL:CRVB:2009:BH3931
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- H.J. de Mooij
- Rechtspraak.nl
Herziening van de Anw-uitkering en de beoordeling van ingrijpendheid en kennelijke onredelijkheid
In deze zaak gaat het om de herziening van de Anw-uitkering van appellante door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellante ontving sinds september 1992 een pensioen op basis van de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW), dat per 1 juli 1996 automatisch is omgezet naar een nabestaandenuitkering onder de Algemene nabestaandenwet (ANW). Vanwege een auto-ongeluk op 16 maart 1998 werd appellante arbeidsongeschikt, waarna zij vanaf 16 november 1999 een uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) ontving. De Svb heeft op 19 december 2003 besloten om de nabestaandenuitkering van appellante per 1 januari 2004 te herzien door de WAZ-uitkering volledig te korten, maar heeft afgezien van terugvordering van te veel betaalde uitkering over de periode van december 1999 tot en met december 2003.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Svb verklaarde dit bezwaar ongegrond. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de herziening onzorgvuldig was en dat er geen onderzoek is gedaan naar de ingrijpendheid van de herziening en de kennelijke onredelijkheid ervan. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het hoger beroep enkel betrekking heeft op het besluit van 28 november 2005, waarbij de ANW-uitkering van appellante met ingang van september 2005 is herzien. De Raad concludeert dat de Svb appellante voldoende heeft geïnformeerd over het overgangsrecht en dat er geen aanleiding is voor de beoordeling van ingrijpendheid of kennelijke onredelijkheid, aangezien er geen terugvordering van te veel betaalde uitkering heeft plaatsgevonden. Het hoger beroep wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met T.L. de Vries als voorzitter en H.J. Simon en H.J. de Mooij als leden, in aanwezigheid van griffier W. Altenaar.