ECLI:NL:CRVB:2009:BH3817

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-2481 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering kinderbijslag op basis van identiteit kinderen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 februari 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die kinderbijslag had aangevraagd voor twee kinderen, [G.] en [F.]. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de aanvraag geweigerd op de grond dat deze kinderen geen eigen kinderen van appellant zijn en ook niet als pleegkinderen kunnen worden aangemerkt. De Svb handhaafde dit besluit na bezwaar, wat leidde tot een rechtszaak bij de rechtbank Groningen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.

De Raad heeft in zijn overwegingen verwezen naar eerdere uitspraken en het Administratief Akkoord inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Turkije. De Raad oordeelde dat de Svb twijfels had over de identiteit van de kinderen, wat voldoende aanleiding gaf voor nader onderzoek. Dit onderzoek toonde aan dat de door de Svb verkregen informatie onjuist was. De Raad hechtte belang aan verklaringen van de schoonmoeder van appellant en de kinderen zelf, die aangaven andere ouders te hebben en niet bij appellant te wonen.

Uiteindelijk concludeerde de Raad dat de kinderen niet de eigen kinderen van appellant zijn en ook niet als pleegkinderen kunnen worden aangemerkt. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werden geen termen gezien om een proceskostenvergoeding toe te kennen. De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van griffier W. Altenaar, en werd openbaar uitgesproken op 12 februari 2009.

Uitspraak

07/2481 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant]i, wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 16 maart 2007, 06/459 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 12 februari 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S. de Vaal, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Na daartoe van partijen toestemming te hebben gekregen, heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft hij het onderzoek gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant heeft op 29 december 2004 kinderbijslag aangevraagd voor de kinderen [G.], geboren [in] 1991, en [F.], geboren [in] 1992.
1.2. Bij besluit van 15 juli 2005 heeft de Svb aan appellant kinderbijslag ten behoeve van genoemde kinderen geweigerd onder overweging dat deze geen eigen kinderen van appellant zijn en ook niet als pleegkinderen kunnen worden aangemerkt.
1.3. Bij het bestreden besluit van 7 februari 2006 heeft de Svb zijn besluit van 15 juli 2005 na bezwaar gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. De Raad overweegt als volgt.
3.1. De Raad verwijst, evenals de Svb en de rechtbank, naar zijn uitspraak van 16 september 2005 (LJN AU3462). Daarin heeft de Raad overwogen dat op grond van artikel 35 van het Administratief Akkoord met betrekking tot de wijze van toepassing van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Turkije inzake sociale zekerheid, voor de toepassing van de Algemene kinderbijslagwet door het Sosyal Sigortalar Kurumu (SSK) de controle op de registratie en het bestaan van in Turkije verblijvende kinderen plaatsvindt en dat van de door het SSK verstrekte gegevens derhalve in beginsel moet worden aangenomen dat sprake is van betrouwbare en valide documenten. De Raad heeft evenwel voorts overwogen dat dit onverlet laat dat wanneer de Svb twijfelt over de rechtmatigheid van de verstrekte gegevens, hij nader onderzoek daaromtrent kan (laten) verrichten. De uit zo’n onderzoek blijkende gegevens kunnen echter eerst aanleiding geven af te wijken van de met toepassing van het Administratief Akkoord verkregen informatie, wanneer uit de aangedragen gegevens op overtuigende wijze blijkt of afgeleid kan worden dat de betreffende kinderen niet bestaan dan wel de door het SSK verstrekte informatie anderszins onjuist is.
3.2. In het onderhavige geval is bij de Svb op grond van in het verleden gebleken gegevens twijfel gerezen aan de identiteit van de kinderen [G.] en [F.]. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat deze twijfel voldoende aanleiding gaf voor een nader onderzoek.
3.3. Voor de inhoud van het rapport, op 9 mei 2005 uitgebracht door een medewerker van de Attaché voor Sociale Zaken van de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden in Turkije, verwijst de Raad naar de uitspraak van de rechtbank. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat uit dit rapport op overtuigende wijze blijkt dat de door de SSK verstrekte informatie onjuist is. De Raad hecht hierbij met name belang aan de verklaring van appellants schoonmoeder, volgens welke haar (inmiddels overleden) dochter slechts één kind heeft, [I.], dat bij appellant woont; aan de registratie in het gezondheidscentrum, waaruit blijkt dat de kinderen [G.] en [F.] niet woonachtig zijn bij appellants moeder; en aan de verklaringen van de kinderen zelf, die stellen andere ouders te hebben, bij wie zij ook woonachtig zijn. De Raad vermag niet in te zien dat de kinderen niet - in het bijzijn van het schoolhoofd - mochten worden ondervraagd. Hij neemt daarbij in aanmerking dat niet is gebleken, noch aannemelijk is, dat de kinderen onder druk zijn gezet. Voorts acht de Raad van belang dat appellants moeder, bij wie de kinderen volgens appellant woonachtig waren, niets in haar huis heeft kunnen tonen waaruit de aanwezigheid van de kinderen bleek en heeft verklaard dat de kinderen op dat moment verbleven bij hun oom, terwijl deze laatste reeds enige tijd overleden was.
3.4. Gezien het voorgaande komt de Raad evenals de rechtbank tot het oordeel dat [G.] en [F.] niet appellants eigen kinderen zijn.
3.5. De Raad is voorts van oordeel de deze kinderen niet als pleegkinderen van appellant kunnen worden aangemerkt. Hij sluit zich wat dit betreft aan bij de overwegingen in het bestreden besluit en de aangevallen uitspraak.
3.6. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2009.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) W. Altenaar.
RB