ECLI:NL:CRVB:2009:BH3752
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van medische beperkingen
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Centrale Raad van Beroep heeft op 20 februari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Groningen van 23 juli 2007. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. L.J. van der Veen, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, die de herziening van zijn uitkering had bevestigd. De herziening vond plaats op basis van een besluit van het Uwv van 8 december 2006, waarin de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant werd herzien van 80-100% naar 35-45%.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de verzekeringsartsen van het Uwv op de hoogte waren van de klachten van appellant en deze hebben meegenomen in hun beoordeling van zijn functionele mogelijkheden. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe informatie overgelegd die de bevindingen van de verzekeringsartsen in twijfel trekt. De Raad concludeert dat de (bezwaar)verzekeringsartsen geen te geringe medische beperkingen hebben vastgesteld en dat appellant, ondanks zijn beperkingen, geschikt is voor de werkzaamheden die door de arbeidsdeskundige zijn aangeduid.
Uiteindelijk heeft de Raad de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van griffier A.C. Palmboom, en is openbaar uitgesproken op 20 februari 2009.