ECLI:NL:CRVB:2009:BH3684
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- G.J.H. Doornewaard
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake studiefinanciering en loskoppeling van ouderlijke bijdrage
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (IBG) tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht. De zaak betreft de toekenning van studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) aan betrokkene, die verzocht om een aanvullende beurs zonder rekening te houden met het inkomen van zijn vader, met wie hij geen contact heeft. De IBG heeft dit verzoek afgewezen, omdat betrokkene niet had aangetoond dat hij sinds zijn twaalfde jaar geen wezenlijk contact met zijn vader heeft gehad.
De rechtbank heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard en de IBG opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, omdat de IBG onvoldoende feitenonderzoek had verricht. De rechtbank heeft de IBG aangeraden om een onafhankelijke deskundige in te schakelen of de maatschappelijk werker van het verpleeghuis waar de vader van betrokkene verblijft te benaderen.
In hoger beroep heeft de IBG betoogd dat zij niet verantwoordelijk is voor het onderzoek naar feiten die door betrokkene worden gesteld, en dat het inschakelen van een deskundige niet kan leiden tot bewijs van het ontbreken van contact. De Raad voor de Rechtspraak heeft het hoger beroep verworpen en bevestigd dat de IBG verplicht is om relevante feiten vast te stellen en zonodig actief kennis te vergaren. De Raad concludeert dat de IBG, gezien de omstandigheden, mogelijk aanvullend feitenonderzoek moet verrichten.
De uitspraak bevestigt dat indien uit het aanvullend onderzoek niet kan worden vastgesteld dat betrokkene geen contact heeft gehad met zijn vader, het bezwaar opnieuw ongegrond kan worden verklaard. Er zijn geen termen voor een proceskostenveroordeling.