ECLI:NL:CRVB:2009:BH3672

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-3671 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen Bericht Terugbetalen door de IB-Groep

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin het beroep tegen het besluit van de IB-Groep om het bezwaar van appellant tegen het Bericht Terugbetalen niet-ontvankelijk te verklaren, ongegrond werd verklaard. Appellant had bezwaar gemaakt tegen het Bericht Terugbetalen van 6 februari 2007, waarin hem werd meegedeeld dat zijn studieschuld op dat moment € 6.152,04 bedroeg en dat hij vanaf 1 januari 2008 maandelijks € 45,41 moest aflossen. Appellant stelde dat de IB-Groep ten onrechte rente had berekend over bedragen waarvoor hij geen rentedragende lening had aangevraagd.

De IB-Groep verklaarde het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk, omdat het Bericht Terugbetalen niet gericht was op rechtsgevolg. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarbij werd verwezen naar eerdere uitspraken van de Raad. In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn bezwaar ontvankelijk had moeten zijn, omdat de IB-Groep verwachtingen had gewekt dat hij zijn bezwaar inhoudelijk kon aanvechten. De Raad overwoog echter dat het Bericht Terugbetalen niet gericht was op rechtsgevolg, en dat de argumenten van appellant in hoger beroep niet opgingen.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in aanwezigheid van griffier A.C.A. Wit.

Uitspraak

08/3671 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 15 mei 2008, 07/1750 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep).
Datum uitspraak: 20 februari 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 januari 2009. Appellant is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn vader R.C. van Brummelen. De IB-Groep was vertegenwoordigd door mr. drs. E.H.A. van den Berg.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij Bericht Terugbetalen van 6 februari 2007 heeft de IB-Groep aan appellant meegedeeld dat op 1 februari 2007 zijn studieschuld € 6.152,04 bedraagt en dat appellant vanaf 1 januari 2008 per maand € 45,41 op zijn studieschuld af moet lossen.
1.2. Tegen het onder 1.1 vermelde Bericht Terugbetalen heeft appellant bezwaar gemaakt. Daartoe heeft hij aangevoerd dat hij zich er niet mee kan verenigen dat - zakelijk weergegeven - door de IB-Groep van meet af aan rente berekend is over door hem ontvangen bedragen waarvoor hij geen rentedragende lening heeft aangevraagd.
1.3. Het door appellant gemaakte bezwaar is bij besluit van 11 juni 2007 door de IB-Groep niet-ontvankelijk verklaard. De IB-Groep heeft daartoe overwogen dat het Bericht Terugbetalen van 6 februari 2007 niet gericht is op rechtsgevolg voorzover het is aangevochten; immers, in eerdere berichten is reeds bekendgemaakt dat en tot welke bedragen aan appellant een rentedragende lening is toegekend. Daarom is er in zoverre geen sprake van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit op bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij is verwezen naar de uitspraak van de Raad van 20 februari 2004, 02/5393 WSF (LJN AO4315).
3. Appellant heeft in hoger beroep het standpunt ingenomen dat zijn beroep bij de aangevallen uitspraak ten onrechte ongegrond is verklaard omdat zijn bezwaar ontvankelijk had moeten worden geacht wegens door de IB-Groep gewekte te honoreren verwachtingen. In dit verband heeft appellant erop gewezen dat in een besluit van 17 augustus 2001 is aangegeven dat appellant nadat hij is opgehouden studerende te zijn een beschikking zal ontvangen met een appellabel overzicht van de in totaal aan appellant uitbetaalde bedragen aan rentedragende lening. Verder is door appellant gewezen op de ongeclausuleerde rechtsmiddelverwijzing op het Bericht Terugbetalen van 6 februari 2007.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. De Raad onderschrijft het door de rechtbank bij de aangevallen uitspraak ter zake van de ontvankelijkheid van het bezwaar van appellant gegeven oordeel en maakt dat tot het zijne. Voor de beantwoording van de vraag of het Bericht Terugbetalen van 6 februari 2007 (wat het al dan niet zijn verschuldigd van rente betreft) is gericht op rechtsgevolg, acht de Raad niet relevant of door de IB-Groep bij appellant de verwachting is gewekt dat hij zijn onder 1.2 vermelde bezwaar alsnog inhoudelijk aan de orde kan stellen. Wel relevant is of dat bericht te dies aanzien is gericht op rechtsgevolg en dat is niet het geval. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, treft derhalve geen doel.
5. Uit het vorenstaande volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd
6. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2009.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A.C.A. Wit.
JL