ECLI:NL:CRVB:2009:BH3672
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- G.J.H. Doornewaard
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen Bericht Terugbetalen door de IB-Groep
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin het beroep tegen het besluit van de IB-Groep om het bezwaar van appellant tegen het Bericht Terugbetalen niet-ontvankelijk te verklaren, ongegrond werd verklaard. Appellant had bezwaar gemaakt tegen het Bericht Terugbetalen van 6 februari 2007, waarin hem werd meegedeeld dat zijn studieschuld op dat moment € 6.152,04 bedroeg en dat hij vanaf 1 januari 2008 maandelijks € 45,41 moest aflossen. Appellant stelde dat de IB-Groep ten onrechte rente had berekend over bedragen waarvoor hij geen rentedragende lening had aangevraagd.
De IB-Groep verklaarde het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk, omdat het Bericht Terugbetalen niet gericht was op rechtsgevolg. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarbij werd verwezen naar eerdere uitspraken van de Raad. In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn bezwaar ontvankelijk had moeten zijn, omdat de IB-Groep verwachtingen had gewekt dat hij zijn bezwaar inhoudelijk kon aanvechten. De Raad overwoog echter dat het Bericht Terugbetalen niet gericht was op rechtsgevolg, en dat de argumenten van appellant in hoger beroep niet opgingen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in aanwezigheid van griffier A.C.A. Wit.