ECLI:NL:CRVB:2009:BH3384

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-4787 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en de rol van geregistreerde verzekeringsartsen

In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van betrokkene door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De intrekking vond plaats per 16 januari 2006, na een medisch onderzoek dat was uitgevoerd door een arts die ten tijde van het onderzoek nog geen geregistreerd verzekeringsarts was. Betrokkene heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Roermond heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, waarbij zij oordeelde dat wezenlijke onderdelen van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet zijn verricht door of onder verantwoordelijkheid van een geregistreerd verzekeringsarts. Dit oordeel was gebaseerd op de vaststelling dat de arts K. Schippers, die het primaire medisch onderzoek uitvoerde, niet geregistreerd was als verzekeringsarts op het moment van het onderzoek.

In hoger beroep heeft het Uwv aangevoerd dat het gebrek in de bezwaarfase was geheeld door het onderzoek dat door de bezwaarverzekeringsarts was verricht. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank buiten de omvang van het geding is getreden door de vraag naar de registratie van de arts Schippers aan de orde te stellen, aangezien betrokkene dit punt niet had ingebracht. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor nadere behandeling, omdat niet was vastgesteld of het Uwv de juiste medische beperkingen voor betrokkene had aangenomen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

07/4787 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 1 augustus 2007, 06/1569 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)
en
appellant.
Datum uitspraak: 18 februari 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. N.A.M.H. Fiori, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand te Roermond, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2008. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.H.J. Ambrosius. Betrokkene is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellant heeft bij besluit van 15 november 2005 de uitkering van betrokkene op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, per 16 januari 2006 ingetrokken. Het door betrokkene tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft appellant bij besluit van 27 juli 2006 (hierna: bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat appellant een nieuw besluit op bezwaar moet nemen met inachtneming van die uitspraak. Voorts heeft de rechtbank beslissingen gegeven over de vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. Hierbij heeft de rechtbank overwogen dat het primaire medisch onderzoek is verricht door de arts K. Schippers, die ten tijde van het onderzoek nog geen geregistreerd verzekeringsarts was, en dat de bezwaarverzekeringsarts zich heeft beperkt tot dossierstudie, aanwezigheid bij de hoorzitting en bestudering van een door betrokkene in de beroepsfase overgelegd medisch rapport. Volgens de rechtbank moet het ervoor worden gehouden dat wezenlijke onderdelen van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet zijn verricht door of onder verantwoordelijkheid van een verzekeringsarts. Dit brengt volgens de rechtbank mee dat het bestreden besluit in strijd is genomen met artikel 18, elfde lid, van de WAO en de artikelen 2, 3 en 4 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.
3.1. Appellant heeft in hoger beroep naar voren gebracht dat het primaire medisch onderzoek weliswaar is verricht door een verzekeringsarts in opleiding, maar dat dit gebrek in de bezwaarfase is geheeld door het onderzoek dat door de bezwaarverzekeringsarts is verricht. Hierbij heeft het Uwv verwezen naar de uitspraken van de Raad van 18 juli 2007 (LJN BA9904, BA9905, BA9908, BA9909 en BA9910). Voorts heeft de gemachtigde van appellant er ter zitting van de Raad op gewezen dat betrokkene in beroep niet aan de orde heeft gesteld dat de arts Schippers nog geen geregistreerd verzekeringsarts was, zodat de rechtbank buiten de omvang van het geding is getreden.
3.2. Betrokkene heeft verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Betrokkene heeft in beroep (alleen) aangevoerd dat zij meer medische beperkingen heeft dan door appellant is aangenomen en dat door appellant niet inzichtelijk is gemotiveerd dat de functies waarop de schatting berust voor haar in medisch opzicht geschikt zijn. De rechtbank heeft ter zitting de vraag aan de orde gesteld of de arts Schipper ten tijde van het verrichte medisch onderzoek een geregistreerd verzekeringsarts was. Aldus is de rechtbank buiten de door artikel 8:69, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) afgebakende omvang van het geding getreden, nu betrokkene dit punt niet aan de orde heeft gesteld noch geacht kan worden aan de orde te hebben willen stellen, terwijl dit punt niet van openbare orde is. Hierbij verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 31 oktober 2008, LJN BG3672. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak niet in stand kan worden gelaten.
4.2. De Raad zal de zaak terugwijzen naar de rechtbank, omdat zij naar zijn oordeel nadere behandeling door de rechtbank behoeft. De rechtbank heeft zich niet uitgesproken over de vraag of appellant voor betrokkene de juiste medische beperkingen heeft aangenomen en ter zitting van de Raad, waar betrokkene niet is verschenen, is dit punt evenmin aan de orde geweest.
5. Voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75 van de Awb ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Wijst de zaak terug naar de rechtbank.
Aldus gegeven door Ch. van Voorst als voorzitter en C.P.J. Goorden en P.J. Jansen als leden. De uitspraak is, in tegenwoordigheid van E.M. de Bree als griffier, uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2009.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) E.M. de Bree.
KR