ECLI:NL:CRVB:2009:BH2923
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.M. van Male
- R.H.M. Roelofs
- H.C.P. Venema
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsuitkering en gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 20 maart 2007, waarin de rechtbank het beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage ongegrond verklaarde. Appellant ontving sinds 14 april 1998 een bijstandsuitkering, maar deze werd per 1 augustus 2005 ingetrokken omdat hij een gezamenlijke huishouding zou voeren met een andere persoon. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt en nieuwe aanvragen om bijstand ingediend, die door het College zijn afgewezen. Uiteindelijk heeft het College bij besluit van 10 april 2006 bijstand toegekend, maar de intrekking van de bijstand bleef een punt van geschil.
Tijdens de procedure heeft het College zijn standpunt gewijzigd en erkend dat appellant geen gezamenlijke huishouding voerde met de genoemde persoon. Dit leidde tot een besluit van 8 september 2008, waarin de intrekking van de bijstand ongedaan werd gemaakt en de bijstand met terugwerkende kracht werd toegekend. De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat het besluit van 8 september 2008 volledig tegemoetkomt aan de belangen van appellant, waardoor er geen procesbelang meer resteert voor het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen uitkeringsgeschil meer bestond. Tevens is het College veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 966,--, en het College moet het griffierecht van € 144,-- aan appellant vergoeden. De uitspraak is gedaan op 28 januari 2009 door de meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep.