[Appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 november 2007, 05/5589 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 29 januari 2009
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2008. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.
1.1. Blijkens de gedingstukken heeft de rechtbank appellant bij brief van 14 december 2005 uitgenodigd het griffierecht van € 37,- binnen een termijn van vier weken te voldoen. Deze termijn is verstreken zonder dat de rechtbank het griffierecht heeft ontvangen. De rechtbank heeft appellant vervolgens bij aangetekende brief van 24 januari 2006 uitgenodigd dit verzuim binnen vier weken te herstellen. Ook deze termijn is verstreken zonder dat de rechtbank het griffierecht heeft ontvangen. Bij brief van 20 februari 2006 heeft de rechtbank appellant nog een termijn van twee weken verleend om het griffierecht te betalen. Ook deze termijn is verstreken zonder dat het griffierecht is ontvangen.
1.2. Bij schrijven van 14 maart 2006, ingekomen bij de rechtbank op 23 maart 2006, heeft appellant aangegeven dat hij € 40,- heeft meegezonden in zijn aangetekende brief. De rechtbank heeft geconstateerd dat er geen € 40,- is aangetroffen in een aangetekende brief en voorts in de aangevallen uitspraak overwogen dat appellant zijn stelling dat hij tijdig heeft betaald ook niet met stukken heeft onderbouwd.
1.3. Bij aangetekende brief van 11 september 2006 heeft de rechtbank appellant nogmaals een termijn van vier weken verleend om het griffierecht te betalen. Daarbij is appellant erop gewezen dat overschrijding van die termijn kan leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep. Ook deze termijn is verstreken zonder dat het griffierecht is voldaan.
1.4. Bij aangetekende brief van 11 oktober 2006, ingekomen bij de rechtbank op 26 oktober 2006, heeft appellant € 40,- meegezonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het griffierecht niet binnen de in de brief van 11 september 2006 gestelde termijn is betaald. Bij brief van 19 april 2007 heeft de rechtbank appellant verzocht aan te geven of er bijzondere omstandigheden zijn die de te late betaling van het griffierecht zouden kunnen rechtvaardigen. Op deze brief heeft de rechtbank geen reactie van appellant ontvangen.
2. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat appellant het griffierecht niet tijdig heeft voldaan en dat niet is gebleken van enige omstandigheid op grond waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Het beroep van appellant is dientengevolge niet-ontvankelijk verklaard.
3.1. Ook in hoger beroep heeft appellant geen enkele omstandigheid aangevoerd die tot het oordeel zou kunnen leiden dat hij buiten staat is geweest het griffierecht tijdig te voldoen. Evenals de rechtbank ziet de Raad dan ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat appellant niet in verzuim is geweest.
3.2. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2009.
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale);
confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par H.J. de Mooij en présence de W. Altenaar en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 29 janvier 2009