ECLI:NL:CRVB:2009:BH2732

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-6925 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet verschoonbare termijnoverschrijding bij betaling griffierecht aan de rechtbank

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard wegens het niet tijdig betalen van het griffierecht. De rechtbank had appellant herhaaldelijk uitgenodigd om het griffierecht van € 37,- te voldoen, maar deze termijnen waren verstreken zonder dat de betaling was ontvangen. Appellant heeft in zijn correspondentie met de rechtbank aangegeven dat hij het griffierecht had betaald, maar de rechtbank kon dit niet verifiëren. Ondanks meerdere aanmaningen en een laatste termijn van vier weken, heeft appellant het griffierecht niet tijdig voldaan. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de late betaling konden rechtvaardigen, en verklaarde het beroep van appellant niet-ontvankelijk.

In hoger beroep heeft appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden kunnen leiden tot een ander oordeel. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank bevestigd en vastgesteld dat appellant ook in hoger beroep niet in staat was om aan te tonen dat hij niet in verzuim was. De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak terecht was en bevestigt deze. Er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen aan de Svb. De uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij en in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2009.

Uitspraak

07/6925 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 november 2007, 05/5589 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 29 januari 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2008. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Blijkens de gedingstukken heeft de rechtbank appellant bij brief van 14 december 2005 uitgenodigd het griffierecht van € 37,- binnen een termijn van vier weken te voldoen. Deze termijn is verstreken zonder dat de rechtbank het griffierecht heeft ontvangen. De rechtbank heeft appellant vervolgens bij aangetekende brief van 24 januari 2006 uitgenodigd dit verzuim binnen vier weken te herstellen. Ook deze termijn is verstreken zonder dat de rechtbank het griffierecht heeft ontvangen. Bij brief van 20 februari 2006 heeft de rechtbank appellant nog een termijn van twee weken verleend om het griffierecht te betalen. Ook deze termijn is verstreken zonder dat het griffierecht is ontvangen.
1.2. Bij schrijven van 14 maart 2006, ingekomen bij de rechtbank op 23 maart 2006, heeft appellant aangegeven dat hij € 40,- heeft meegezonden in zijn aangetekende brief. De rechtbank heeft geconstateerd dat er geen € 40,- is aangetroffen in een aangetekende brief en voorts in de aangevallen uitspraak overwogen dat appellant zijn stelling dat hij tijdig heeft betaald ook niet met stukken heeft onderbouwd.
1.3. Bij aangetekende brief van 11 september 2006 heeft de rechtbank appellant nogmaals een termijn van vier weken verleend om het griffierecht te betalen. Daarbij is appellant erop gewezen dat overschrijding van die termijn kan leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep. Ook deze termijn is verstreken zonder dat het griffierecht is voldaan.
1.4. Bij aangetekende brief van 11 oktober 2006, ingekomen bij de rechtbank op 26 oktober 2006, heeft appellant € 40,- meegezonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het griffierecht niet binnen de in de brief van 11 september 2006 gestelde termijn is betaald. Bij brief van 19 april 2007 heeft de rechtbank appellant verzocht aan te geven of er bijzondere omstandigheden zijn die de te late betaling van het griffierecht zouden kunnen rechtvaardigen. Op deze brief heeft de rechtbank geen reactie van appellant ontvangen.
2. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat appellant het griffierecht niet tijdig heeft voldaan en dat niet is gebleken van enige omstandigheid op grond waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Het beroep van appellant is dientengevolge niet-ontvankelijk verklaard.
3.1. Ook in hoger beroep heeft appellant geen enkele omstandigheid aangevoerd die tot het oordeel zou kunnen leiden dat hij buiten staat is geweest het griffierecht tijdig te voldoen. Evenals de rechtbank ziet de Raad dan ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat appellant niet in verzuim is geweest.
3.2. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2009.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) W. Altenaar.
OA
III. DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale);
statue:
confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par H.J. de Mooij en présence de W. Altenaar en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 29 janvier 2009