ECLI:NL:CRVB:2009:BH2727

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-4296 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om een ANW-uitkering wegens gebrek aan verzekering van de echtgenoot

In deze zaak heeft appellante, woonachtig in Marokko, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die haar aanvraag om een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW, noch op basis van de Marokkaanse wetgeving. Appellante had in haar aanvraag aangegeven dat haar echtgenoot geen uitkering uit Nederland ontving en niet vrijwillig verzekerd was in Nederland. De Sociale verzekeringsbank (Svb) handhaafde deze afwijzing in een besluit op bezwaar, wat leidde tot de rechtszaak.

Tijdens de zitting op 18 december 2008 was appellante niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door J.Y. van den Berg. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat de echtgenoot van appellante op de datum van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW, en dat er geen recht op een uitkering bestond op basis van internationale regelingen. De Raad merkte op dat de stelling van appellante over een mogelijke WAO-uitkering voor haar echtgenoot niet voldoende onderbouwd was en dat een dergelijke uitkering sinds 1 januari 2000 niet meer leidt tot verplichte verzekering voor de volksverzekeringen.

Uiteindelijk heeft de Raad de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door H.J. de Mooij en in tegenwoordigheid van griffier W. Altenaar op 29 januari 2009. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

07/4296 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 juni 2007, 06/3476 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 29 januari 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2008. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante woont in Marokko. Haar echtgenoot, die eveneens woonachtig was in Marokko, is [in] 2005 overleden.
1.2. Appellante heeft een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd. Op het aanvraagformulier heeft zij aangegeven dat haar echtgenoot geen uitkering uit Nederland ontving, hij niet volgens Marokkaanse wetgeving verzekerd was en dat hij in Nederland niet vrijwillig verzekerd is geweest.
1.3. Bij besluit van 20 februari 2006 heeft de Svb de aanvraag afgewezen op de grond dat de echtgenoot van appellant op de datum van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW en voorts dat appellante ook op grond van internationale regelingen niet in aanmerking komt voor een ANW-uitkering.
1.4. Bij besluit op bezwaar van 2 mei 2006 (hierna: bestreden besluit) heeft de Svb het besluit van 20 februari 2006 gehandhaafd en het tegen dat besluit ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat, nu niet in geschil is dat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet woonachtig of werkzaam was in Nederland, hij op de datum van zijn overlijden niet verzekerd was ingevolge artikel 13 van de ANW. Voorts heeft de rechtbank vastgesteld dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was krachtens de Marokkaanse wetgeving, zodat ook op grond van artikel 13a van de ANW in combinatie met artikel 22 van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko geen aanspraak op een Nederlandse nabestaandenuitkering bestaat. Evenmin is de echtgenoot van appellante vrijwillig verzekerd geweest. De niet nader onderbouwde stelling van appellante dat mogelijk aan haar echtgenoot alsnog een WAO-uitkering wordt toegekend en dat in dat geval het inkomen hoger zal zijn dan 35% van het in Nederland geldende minimumloon, heeft de rechtbank niet tot een ander oordeel gebracht.
3. De Raad kan zich verenigen met het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. In hoger beroep heeft appellante - niet nader onderbouwd - aangevoerd dat haar echtgenoot in leven een WAO-uitkering ontving van een bedrag hoger dan 35% van het minimumloon. De Raad merkt dienaangaande op dat, afgezien van het feit dat van een aan de echtgenoot toegekende WAO-uitkering in het geheel niets is gebleken, een dergelijke uitkering sedert 1 januari 2000 niet meer leidt tot een (verplichte) verzekering voor de volksverzekeringen. Nu gesteld noch gebleken is dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden vrijwillig was verzekerd als bedoeld in artikel 63 van de ANW, is terecht geoordeeld dat appellante geen recht heeft op een uitkering ingevolge de ANW.
4. Het hoger beroep kan derhalve niet slagen. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2009.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) W. Altenaar.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip verzekerde.
OA