ECLI:NL:CRVB:2009:BH2582

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-510 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van AOW-pensioen en korting op AOW-toeslag wegens niet-verzekering echtgenote

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. Appellant had op 5 oktober 2005 een aanvraag ingediend bij de Sociale verzekeringsbank (Svb) voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Svb kende appellant een voorschot op zijn AOW-pensioen toe, maar besloot later om een korting van 10% op de AOW-toeslag toe te passen, omdat de echtgenote van appellant voor 29 januari 1962 niet verzekerd zou zijn op grond van de AOW.

De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat de echtgenote van appellant vóór 29 januari 1962 in Nederland woonachtig was. Appellant ging in hoger beroep en stelde dat hij recht had op een volledige toeslag, omdat het voor hem onmogelijk was om na zo lange tijd bewijs te leveren van het feit dat zijn echtgenote al vanaf 1960 in Nederland woonde.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat niet was aangetoond dat de echtgenote van appellant in de periode voor 29 januari 1962 ingezetene van Nederland was. De Raad baseerde zich op gegevens van de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters en de basisadministratie van de gemeente Heerlen, waaruit bleek dat de echtgenote van appellant tot en met 30 januari 1962 nog als woonachtig in Duitsland stond geregistreerd. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking kwam en dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

07/510 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 18 december 2006, 06/397 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 21 januari 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en vervolgens nadere stukken ingediend.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2008. Appellant is daarbij - met kennisgeving - niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J. Oudenes.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant heeft op 5 oktober 2005 bij de Svb een aanvraag ingediend, strekkende tot toekenning van een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Bij besluit van 8 november 2005 heeft de Svb aan appellant met ingang van maart 2006 een voorschot op zijn AOW-pensioen en een voorschot op zijn AOW-toeslag toegekend.
1.2. Bij besluit van 6 februari 2006 heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen het besluit van 8 november 2005 deels gegrond verklaard en aan appellant met ingang van maart 2006 het maximale AOW-pensioen voor een gehuwde toegekend. Tevens is aan hem met ingang van maart 2006 het recht op een voorschot ter hoogte van 90% van de maximale toeslag op het AOW-pensioen toegekend, omdat nog onduidelijk was of zijn echtgenote van 1 januari 1957 tot 29 januari 1962 al dan niet ingezetene van Nederland is geweest.
1.3. Appellant heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Hangende het beroep heeft de Svb bij besluit van 15 augustus 2006 aan appellant met ingang van maart 2006 een toeslag met een korting van 10% toegekend.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat in de gedingstukken geen bewijs is aangetroffen dat de echtgenote van appellant al vóór 29 januari 1962 in Nederland woonachtig was.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd en aangegeven dat hij recht heeft op een volledige toeslag, dan wel een toeslag met een korting van minder dan 10%, omdat het voor hem onmogelijk is na zo lange tijd nog bewijs te leveren van het feit dat zijn echtgenote al vanaf 1960 ingezetene van Nederland was.
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2. Tussen partijen is in geschil of de Svb terecht aan appellant een toeslag op zijn AOW-uitkering heeft toegekend met een korting van 10% op de grond dat de echtgenote van appellant voor 29 januari 1962 niet verzekerd was op grond van de AOW. Met de rechtbank stelt de Raad vast dat niet gebleken is dat de echtgenote van appellant in de periode voor 29 januari 1962 ingezetene van Nederland was. Uit de opgave van de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters blijkt dat de echtgenote van appellant tot en met 30 januari 1962 nog als woonachtig in Duitsland stond geregistreerd en uit de basisadministratie van de gemeente Heerlen blijkt dat zij zich op 31 januari 1962 in Nederland heeft gevestigd. De in hoger beroep overgelegde stukken hebben de Raad niet kunnen overtuigen dat de echtgenote van appellant zich al in 1960 in Nederland heeft gevestigd nu deze stukken slechts betrekking hebben op scholing en verblijf in Duitsland in de periode van 28 januari 1957 tot eind januari 1962. Tevens overweegt de Raad dat uit de stukken niet is gebleken dat appellants echtgenote al vanaf 1960 in Nederland werkzaamheden heeft verricht.
4.3. Het voorgaande leidt de Raad tot het oordeel dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2009.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) W. Altenaar.
IJ