ECLI:NL:CRVB:2009:BH2463
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- J.J.A. Kooijman
- C.G.M. van Rijnberk
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering bijstandsuitkering wegens schending inlichtingenverplichting en kentekenregistraties
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een bijstandsuitkering van appellant, die sinds 4 januari 1995 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem heeft na een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening vastgesteld dat appellant in de periode van 1 november 1999 tot en met 27 maart 2002 en over februari 2004 in totaal 23 autokentekens op zijn naam had staan, waarvan hij de auto’s heeft verkocht. Het College heeft daarop besloten de bijstand van appellant over deze periodes in te trekken en een bedrag van € 34.675,16 bruto terug te vorderen, omdat appellant onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over de herkomst en verkoop van de auto’s.
Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, maar het College heeft dit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant zich gemotiveerd tegen de uitspraak van de rechtbank gekeerd, waarbij de Raad voor de Rechtspraak heeft geoordeeld dat er onvoldoende feitelijke grondslag is voor de aanname dat appellant gedurende de in geding zijnde periodes naast de aan- en verkoop van auto’s doorlopend activiteiten in de autobranche heeft ontplooid. De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet heeft voldaan aan zijn inlichtingenverplichting, zoals vastgelegd in artikel 65, eerste lid, van de Algemene bijstandswet (Abw).
De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van het College voor een deel vernietigd. De Raad heeft bepaald dat het College een nieuw besluit op bezwaar moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is het College veroordeeld in de proceskosten van appellant in hoger beroep tot een bedrag van € 644,--, te betalen door de gemeente Arnhem, en moet de gemeente Arnhem het door appellant betaalde griffierecht van € 106,-- vergoeden.